Een onbekende Keulse bijbeldruk in de Stadsbibliotheek van Haarlem
G.J. Jaspers
Het doornemen van negentiende-eeuwse catalogi van boekveilingen is voor de huidige liefhebber van het oude boek niet alleen interessant, het kan de lezer bij het zien van de titels en beschrijvingen ook nostalgisch stemmen. Want wie zich de geveilde bibliotheken voor de geest roept van collectioneurs als Visser, Meerman, Hultman, Koning en Alberdingk Thijm, om er maar enkele te noemen en ons tot Nederland te beperken, begrijpt dat ‘die Gnade der späten Geburt’ ook haar schaduwkanten kan hebben.
Onder de vaderlandse boekaucties van de vorige eeuw neemt de veiling die van 9 tot 14 december 1867 in de bedrijfsgebouwen van de firma Enschedé aan het Klokhuisplein te Haarlem plaatsvond een belangrijke plaats in. Het betrof hier een gezamenlijk optreden van de twee meest gerenommeerde antiquaren uit die tijd: Frederik Muller te Amsterdam en Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage waarbij de door Izaak Enschedé (1681-1761) gestichte en door Johannes Enschedé I (1708-1780) en dr. Johannes Enschedé II (1750-1799) uitgebreide bibliotheek onder de hamer kwam.
Het feit dat hiermee een omvangrijk nationaal cultuurgoed in alle windrichtingen zou worden verstrooid, bleef niet onbecommentarieerd. Zo schreef de latere bibliothecaris van de Koninklijke Bibliotheek M.F.A.G. Campbell een kritisch artikel in De Nederlandsche Spectator van 2 november 1867. Het was Campbell droef te moede ‘op het zien der titels van zooveel schoons, en goeds en zeldzaams als wel zelden in een enkele auctie wordt aangetroffen en (...) over het verlies, dat Nederland tegemoet gaat.’ De talloze belangstellenden die de veiling in het Enschedé-complex bijwoonden, begrepen vanaf het eerste nummer (het Abecedarium van Lourens Janszoon Coster) dat er weinig koopjes te halen zouden zijn. Het werd voor f 1.000 gekocht door de directeuren van Teylers Stichting te Haarlem.
Het is hier niet de plaats om verder over deze gedenkwaardige boekveiling uit te weiden. Hier zij volstaan met een verwijzing naar het artikel van Hellinga over de teleurstellende ervaringen van Henry Bradshaw, in die tijd bibliothecaris van de U.B. te Cambridge: ‘The Enschedé sale was most disappointing’ (Quaerendo 5 (1975), p. 303 e.v.). Bradshaw was een van de vele gegadigden bij deze veiling die achter het net visten. Daarentegen verwierf de Stadsbibliotheek van Haarlem wel enige werken. Bovendien verrijkten de directeuren van Teylers Stichting de Stadsbibliotheek met door hen op deze veiling aangekochte werken. En ook de burgemeester van Haarlem, mr. E.A. Jordens (1821-1894) liet zich niet onbetuigd. Hij was een jaar tevoren benoemd, nadat hij zes jaar gemeente-secretaris van Arnhem was geweest. Zijn schenking was een symptoom voor zijn engagement met de Spaarnestad, die onder zijn bestuur haar inwonertal verdubbelde en waar in stedebouwkundig opzicht veel goeds tot stand werd gebracht.
Jordens kocht voor twintig gulden lot 8: Deux fragments sur vélin d'une feuille du Psautier imprimé à Mayence en 1457; Fragment d'un vieux Bréviaire sur vélin, dont les charactères ressemblement à ceux du Psautier de 1457; Fragment d'une feuille de la Bible imprimée à Mayence en 1462; Feuille des Epistolae impr. par Schöffer à Mayence en 1470.
Reeds op 14 december bood Jordens zijn aankoop aan Heeren Burgemeester (!) en Wethouders van de gemeente Haarlem aan:
‘In de veronderstelling, dat de hieronder vermelde fragmenten belangrijk zijn, als stukken ter vergelijking van de eerste proeven der boekdrukkunst, heb ik deze aangekocht uit de bibliotheek der heeren Enschedé, ter gelegenheid van haren openbaren verkoop in deze week gehouden.
Het kwam mij voor, dat die stukken eene plaats mogen erlangen bij de verzameling Costeriana op het museum dezer gemeente aanwezig. Ik heb dus de eer ze aan de gemeente Haarlem ter plaatsing in vermelde verzameling aan te bieden. Deze stukken zijn de volgende: (...). In het vertrouwen, dat dit aanbod door U zal worden