De Boekenwereld. Jaargang 5
(1988-1989)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
Haagse triumfalia voor Willem III
| |
[pagina 36]
| |
kend geworden dat mogelijk Willem III zélf, maar zeker zijn politieke secondanten, doorkneed waren in het medium propaganda. Van het driemanschap Bentinck, Bidloo en De Hooghe zijn vooral de laatste twee bij de organisatie van de Haagse intocht betrokken geweest. Of een en ander met volledige instemming of zelfs toejuiching van de koning plaatsvond, is onduidelijk. Het Haagse stadsbestuur en de Staten van Holland hebben immers destijds hun uiterste best moeten doen om Willem III, toen hij onverwacht eerder Den Haag binnenviel, te bewegen op een passender moment zijn intocht door de ternauwernood voltooide bogen en poorten opnieuw te houden. In december 1690 waren in Den Haag de voorbereidingen in volle gang. De Engelse pers stookte het Haagse enthousiasme duidelijk op. De Staten van Holland hadden forse bedragen beschikbaar gesteld voor de intocht en in het bijzonder voor de kapitale triomfboog op het Buitenhof en het vuurwerk op de Hofvijver. De stad betaalde drie andere poorten, waarvan een aantal rekeningen bewaard bleef, en illumineerde ook het stadhuis. Van een directe opdracht vanuit de kringen rond Willem III lijkt dus geen directief te zijn uitgegaan, hoewel het natuurlijk geen toeval is dat zijn vertrouwelingen Bidloo en De Hooghe royale beloningen voor hun aandeel ontvingen. Dramatisch hoogtepunt kort vóór de aankomst van de nieuwe Engelse koning was diens hachelijke overtocht door sneeuw, mist en ijs. De moedige vorst, ‘saevis tranquillus in undis’ moest zijn tot op het bot verkleumde hofdignitarissen in de sloep toegevoegd hebben: ‘wat vreest gij, gij hebt Caesar aan boord’. Een en ander in navolging van de Romeinse Caesar bij Brindisi. Deze toonzetting zou zich in de gehele glorificatie van Willem laten horen. In pamfletten en lofdichten, op penningen en prenten. Niet alleen de onverwachte aankomst, maar ook de duizenden belangstellenden, die via de bevroren rivieren Den Haag binnengestroomd wa-
Afb. 1. Intocht van Willem III te 's-Gravenhage, 1691.
Gravure door J. Luyken (Van Eeghen en Van der Kellen 1197). In een gefingeerde topografische situatie zijn de optocht en de drie erepoorten zichtbaar. | |
[pagina 37]
| |
ren, noodzaakten nu een officiëel openbaar optreden. Op 5 februari 1691 reed de koning met een opnieuw samengestelde stoet via een omweg de stad binnen. Burgerwachten en schutterijen stonden langs de route, schoten werden afgevuurd en vuurwerk afgestoken en Constantijn Huygens de Jonge beklaagde zich over de ‘gruwelijke menichte van menschen’. Via Westeinde, Grote Kerk en Stadhuis bereikte de stoet de erepoort op de Markt, die voor de ingang van de Hoogstraat was opgesteld. De poort liet in grote grisaille schilderingen de krijgsdaden van Willem III en zijn voorouders zien. De decoraties op de zijarmen zinspeelden op de eenwording van de Republiek door de politieke en militaire overwinningen van de vier voorvaders van de stadhouder. Na de Hoogstraat volgde de erepoort op de Plaats, waar in allegorische en mythologische typologieën de krijgsdaden van Willem III werden toegelicht. Een houten ruiterstandbeeld, uitgeleend door de stadsbouwmeester van Leiden, bekroonde de ongeveer 18 meter hoge poort (afb. 1). Op het Buitenhof was de kostbaarste en omvangrijkste triomfboog met drie doorgangen opgericht. De constructie bestond hier veel meer uit hout en doek dan de latwerken constructies van de voorgaande poorten. Op de poort was Willem III's biografie in ‘Romeinse’ beelden vertaald. In de pamflettenoorlog rond de intocht speelde het auteurschap van deze poort een rol. Omdat
Afb. 2. Arcus Triumphalis op het Buitenhof te 's-Gravenhage, 1691. Gravure door D. Stoopendaal naar S. Vennekool (FM 2832).
| |
[pagina 38]
| |
Afb. 3. Lofdicht op de intocht van Willem III in 's-Gravenhage door L. Smids (FM 2828A).
Afgebeeld is een gefingeerde versie van de erepoort op het Buitenhof. Een later gedrukte rijmprent geeft de juiste afbeelding. | |
[pagina 39]
| |
De Hooghe zich liet aanleunen dat hij de ontwerper van het bouwsel was, verzette de architect Vennekool zich tegen die toedichting. Als ook tegen Govert Bidloo, ‘den baardscheerder en gewaenden orateur (...) die niet dan kieremerien met wat kramers latyn’ op de poort had laten schilderen. Vennekool liet daarom nadrukkelijk een gravure verschijnen waarop zijn naam als autor en inventor figureert (afb. 2 en afb. 4). Na afloop van de intocht vierde de pyrotechniek hoogtij in het vuurwerk, dat in de Hofvijver de suprematie van het onneembare fort van Groot-Brittannië dat Holland beschermt nadrukkelijk onder de aandacht bracht. De koning bekeek dit zinvol knetterend spektakel vanuit de vensters van het Binnenhof. Huygens de Jonge klaagde opnieuw: ‘als men de vierwercken schieten sonde, quam daer een mist op, die maeckte dat, als de vierpijlen op haere halve hooghte quamen, men die niet meer konde sien’. Of was het wellicht de kruitdamp die dit veroorzaakte? Professor Govert Bidloo en Romeyn de Hooghe werden van stadswege gefêteerd in hun functie van ‘directeur’ van de gefabriceerde erepoorten. De koning at op het Binnenhof met de buitenlandse gezanten. Voor een reconstructie van de inhoud, opzet en uitvoering van de triumphus is er gebruik te maken van de overstelpende hoeveelheid propaganda materiaal dat van de persen rolde en dat in overvloed bewaard is. In combinatie met rekeningen, afbeeldingen en ooggetuige-verslagen is een tamelijk helder beeld van de Haagse intocht ontstaan. Niet duidelijk echter is de uitwerking op het publiek en op de politieke belanghebbenden en belangstellen-
Afb. 4. Arcus Triumphalis op het Buitenhof, 1691. Ets door R. de Hooghe, afkomstig uit Komste in Holland (FM 2827). Proporties en detaillering werden door de kunstenaar zoals meestal behoorlijk geflatteerd
| |
[pagina 40]
| |
Afb. 5. Titelblad voor de Komste in Holland 's-Gravenhage 1691. Ets door R. de Hooghe. Schilderkunst en Dichtkunst bieden de Hollandse maagd de decoraties van de intocht aan. Dichtkunst vertrapt afgunst. 's-Gravenhage en de Faam dragen het portret van Willem III.
| |
[pagina 41]
| |
den. Nota bene De Hooghe zélf interpreteerde een soortgelijke politieke brain-wash eens ‘tot walgens, ja braakens toe zijn hofsche panlikkers dagelijks bezig, om godlyke devisen, emblemata, gedighten, prenten en andere pluymstrykeryen voor hem (Lodewijk XIV) uit te vinden’. De pot verwijt de ketel zouden we kunnen we zeggen. Als er één duo zich in de politieke beeldtaal heeft uitgeleefd, dan zijn dit De Hooghe en Bidloo geweest. Al voor de intocht verschenen pamfletten met vertalingen en interpretaties van de Latijnse teksten en afbeeldingen op de erepoorten. Deze boekjes waren als een soort feestwijzers te gebruiken. We kennen ongeveer tien edities, variërend van enkele tot zo'n vijftig pagina's, uitgegeven in diverse Hollandse steden en in Londen. Gelegenheidsprenten verschenen er ook, met lofdichten of verkorte beschrijvingen van een erepoort, soms met een gefantaseerde afbeelding ervan (afb.3). In een enkel geval fungeert zo'n prent ook om het auteurschap van de ontwerper van een poort vast te leggen, zoals bij Vennekools triomfboog op het Buitenhof. Verder zijn er rond de intocht ongeveer dertig lofdichten gepubliceerd. Dit type orangistische heldenlyriek is een in de literatuurgeschiedenis nog niet onderzocht terrein. Het biedt een schat aan typologieën, waaruit het propagandabedrijf mogelijk zijn ideeën putte. Het zou de moeite waard zijn ze met de contemporaine domineespreken te vergelijken. In de gehele Republiek verschenen verzen op planobladen van de hand van een keur van dichters, van wie maar weinige namen ons thans nog bekend voorkomen. Bewust gestimuleerde propaganda blijkt ook uit de in januari uitgeloofde gedenkpenningen, toebedeeld ‘aan de geenen, welke eenige vaerzen tot lof van haer Majesteiten gemaekt hadden’. Ook bij de intocht werden dichters en andere propagandisten van gedenkpenningen voorzien. Enige tijd na de intocht en nog in 1692 verschenen publicaties in boekvorm: een matig geïllustreerd boekwerkje dat met zijn meestal gefantaseerde interpretaties, inscripties en primitieve afbeeldingen van gering belang is: De Konincklycke Triumphe, 's-Gravenhage, Barend Beeck, 1691. Deze uitgave werd door de Staten van Holland tegengehouden om het officiële door professor Govert Bidloo geschreven en door Romeyn de Hooghe geïllustreerde gedenkboek voorrang te geven. In zijn voorwoord op deze Komste in Holland, 's-Gravenhage, Arnoud Leers, 1691, waarschuwt Bidloo de lezer voor de niet-geautoriseerde publicatie van Beeck, waarin ‘den waaren zin en uitleg der op-, bij- en bovenschriften en spreuken aan de heimelijke en openbaare uitschrijvers, naakrabbelaars en voordeel benyders’ ontgaan is (afb. 5). De hierboven genoemde foliouitgave van de Komste in Holland en de in 1692 vertaalde Relation du voyage gelden met Barlaeus' Mediceae Hospes uit 1639 als de allerbelangrijkste geïllustreerde verslagen van intochten in de Noordelijke Nederlanden. Bidloo ontving van de Staten van Holland een beloning voor zijn dedicatie en leverde 127 bladzijden diepzinnige beschrijvende teksten. De Hooghe maakte een vijftiental schitterende etsen en hij is zeker het iconologisch brein dat achter het gehele project school. De gecompliceerde allegorische programma's verraden een grote kennis van de zestiende- en zeventiendeeeuwse allegoristiek, die in zijn baanbrekend werk van de Schouwburg der Nederlandse Veranderinghen al zo duidelijk blijkt. Men kan zeggen dat De Hooghe in de Republiek in de laatste drie decennia een dominante plaats had als vormgever op ‘regeringsniveau’ en als instigator van een geheel nieuwe oranje-iconografie.Ga naar eind3. |
|