Uit de tijdschriften
In Kunstschrift (1988) 1, een nummer gewijd aan de schilder Pieter Saenredam, beschrijft Bert van Selm de veilingcatalogus van de bibliotheek van deze Haarlemse schilder (Haarlem 1667). Het enige bewaard gebleven exemplaar vond Van Selm in de Herzog August Bibliothek in Wolfenbüttel, waar hij ook zoveel vondsten deed voor zijn proefschrift. Van Selm geeft een analyse van de ongeveer vijfhonderd boeken waaruit Saenredams bibliotheek bestond, waarin blijkt dat Saenredam conform het renaissance-ideaal van de doctus artifex (de geleerde kunstenaar) een veelzijdige bibliotheek bezat met de nadruk vooral op de theologie, letterkunde en geschiedenis/ topografie. In de schilderkunst van de zeventiende eeuw gaf de historieschilderkunst (de uitbeelding van bijbelse, mythologische of historische gebeurtenissen) het meeste prestige en daarom schafte Saenredam bijvoorbeeld de divisiekroniek van Cornelius Aurelius (Lelden 1517) aan en vertalingen van klassieke auteurs. Hij richtte zich op de smaak van de elite in Holland en daarom kende zijn bibliotheek geen werken van Bredero en maar één van Vondel, terwijl Cats en Hooft door hun grotere sociale status zeer goed vertegenwoordigd zijn.
In Quaerendo 17 (1987) 3/4 schrijft Ernst Braches over Nypels and book art in the 1920s. Hij geeft eerst een overzicht van de ontwikkelingen aan het begin van deze eeuw en neemt de twee belangrijke lettergieterijen, ‘Amsterdam’ v/h N. Tetterode en Joh. Enschedé en Zonen als uitgangspunt. Bij het eerste bedrijf trad in 1907 S.H. de Roos in dienst en in Haarlem ontdekte Hans von Webers Hyperionverlag als eerste de rijkdom en artistieke mogelijkheden van het daar bewaarde eeuwenoude typografische materiaal. Hierna volgde een opmerkelijke opbloei van het schone boek in Nederland. Charles Nypels leerde het vak bij De Roos, ging in 1917 in Maastricht bij zijn vader werken en publiceerde in 1920 zijn eerste boeken. Hij gebruikte bij voorkeur het lettermateriaal van De Roos. Braches bespreekt verder de illustratie en de opmaak van de door Nypels gepubliceerde boeken.
Op de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wordt gewerkt aan de retrospectieve bibliografie van alle publikaties die in de Nederlanden in de periode 1801-1832 verschenen. De drukken uit de periode 1540-1800 worden in een ander project, de Short-Title Catalogue Netherlands beschreven en vanaf 1833 staat de Brinkman ter beschikking. Voor de periode 1801-1832 is de projectgroep uitgegaan van de gedrukte Naamlijst van Saakes, de pamflettencatalogus van Knuttel en van het bestand in de KB-catalogus en de Centrale Catalogus. De bewerking van deze bibliografie, die ook in boekvorm zal verschijnen, vindt plaats in het kader van het geautomatiseerde catalogiseersysteem PICA. In een artikel in De Negentiende Eeuw 11 (1987) 3/4 geeft L.G. Saalmink een overzicht van het bibliografisch handwerk: hij geeft met voorbeelden aan hoe ongedateerd en anoniem verschenen drukwerk nader gedetermineerd wordt. Bij vertalingen blijkt het raadzaam de titel in de oorspronkelijke taal terug te vertalen en via deze nieuwe ingang het bibliografisch speurwerk voort te zetten.
Jaap Goedegebuure beschrijft in zijn in Tirade 314 (1988/1) geplaatste necrologie G.A. van Oorschot-Uitgever (1909-1987) de uitgever van de Russische Bibliotheek, Hermans en Reve als een ‘bruisend vat vol tegenstrijdigheids’, even uitbundig in zijn kwaliteiten als onmatig in zijn eigenzinnigheid. Van Oorschot vestigde zich na een leertijd bij A.A.M. Stols en Em. Querido in 1945 aan de Amsterdamse Herengracht. Zijn eerste auteur was Jacques de Kadt, die voor hem een leidsman en baken in de politiek werd. Goedegebuure beschrijft de geschiedenis van de Russische Bibliotheek, die vanaf 1953 verscheen en Van Oorschots vaak tumultueuze contacten met Reve en Hermans. Over Van Oorschot kan men niet zonder anecdotes schrijven en Goedegebuure volgt de traditie met aardige voorbeelden uit de tijd van beider redacteurschap van Tirade. De papieren van Van Oorschot, voor zover die zich bevinden in de ruimten van de uitgeverij op de Herengracht, zullen worden geordend, beschreven en als uitgangspunt voor verder onderzoek dienen. Zijn brieven blijven volgens testamentaire beschikking nog vijf jaar ontoegankelijk.
A.A. Boers
In het tweede nummer van het Bulletin van het Rijksmuseum (prijs f 10,-) is een artikel opgenomen van J.P. Filedt Kok over de reconstructie van een Biblia pauperum (armenbijbel) met houtsneden van Jacob Cornelisz. en Lucas van Leyden.
Negen fragmenten van deze reeks bijbelse voorstellingen bevinden zich in de collectie van het Rijksprentenkabinet. Met behulp van 46 fragmenten uit dezelfde reeks houtsneden, die in Brunswijk bewaard worden en waarvan sommige voorzien zijn van een letter, was het mogelijk deze Biblia pauperum (uitgegeven door Doen Pietersz. ca. 1530) te reconstrueren (zie afbeelding op p. 182).