met verstand van zaken en begrip voor publieke gelden iets te zeggen heeft over de plaats van het antiquarische werk in openbaar bezit, over het collectioneren en over de noodzaak om hier meer energie en middelen aan te besteden.
De heer Van Heijst diepte bovenstaande problematiek in zijn interessante en in vakkringen inmiddels reeds spraakmakende redevoering verder uit. Hij uitte zijn ernstige bezorgdheid over het gebrek aan een nationaal beleid op het gebied van de boekdrukkunst. Omdat de belangrijke instellingen als de KB, Museum van het Boek en de univeisiteitsbibliotheken nauwelijks meer topstukken kunnen aankopen door het gebrek aan gelden, dreigen wij van de tweederangsnatie die we qua aankoopbeleid al zijn, af te glijden tot een derderangsnatie in de toekomst. Drs. Van Heijst: ‘Het is niet overdreven te stellen dat Nederland - vergeleken met landen als West-Duitsland, Engeland en Frankrijk - een minimale bereidheid heeft om geld te steken in oude handschriften en boeken.’ Het gevolg hiervan is dat er ‘een vlucht gaande is van het antiquarische boek, een verarming van onze historische openbare boekcollecties. Het buitenland koopt, waar wij dagelijks kansen moeten laten liggen,’ aldus de heer Van Heijst. De tijd is aangebroken dat bibliothecarissen en antiquaren gezamenlijk een poging ondernemen om de meest betrokken depatementen, die van Onderwijs en Wetenschappen en van Cultuur, te overtuigen van de noodzaak van een nationaal beleid op dit terrein. ‘Uit een oogpunt van cultuurbeleid, vanuit het besef een continuïteit in de wetenschap en misschien een beetje vanuit nationale trots, zouden wij een begin moeten maken met een
dergelijk beleid.’ Particulieren, bedrijfsleven en overheid zullen actiever betrokken moeten worden om belangrijke boekenschatten voor Nederland te behouden. Binnen het huidige subsidiebeleid is dat absoluut onmogelijk. De Koninklijke Bibliotheek- onze nationaal-historische boekentempel - kan jaarlijks voor de aanschaf van oude boeken, prenten, kaarten en manuscripten, inclusief het op peil houden van de collecties boekbanden en antieke papieren, drie ton uitgeven, een bedrag dat sinds 1979 nominaal gelijk gebleven is. Dan nog gezwegen van het budget van de universiteitsbibliotheken, die het gemiddeld met
f 50.000,- moeten zien te rooien! Dat staat in schril contrast met de bedragen die de overheid bijvoorbeeld over heeft voor het aankopen van beeldende kunst. Zo betaalde minister Brinkman recent vijf en een half van de tien miljoen, benodigd voor de aanschaf van een portret door Rembrandt, cadeautje bij het honderdjarig bestaan van het Rijksmuseum.
De beurs bood weer het bekende beeld: een bijna verbijsterend fraaie en brede collectie boeken en prenten, vaak moeilijk tot niet betaalbaar voor particuliere inkomens, nog vaker daarentegen gretig gekocht door privé-verzamelaas. Daar getuigen de ruim 3500 bezoekers en een omzet van f 1.200.000,- (één miljoen tweehonderdduizend gulden) van. Namen van aangeboden boeken noemen is begrijpelijkerwijze ondoenlijk. Men neme daartoe - ook nu nog - de fraaie, ter gelegenheid van de beurs uitgebrachte joint-catalogue ter hand.
Volgend jaar de tiende beurs. Iets om alweer naar uit te kijken.
F.W. Kuyper