De Boekenwereld. Jaargang 4
(1987-1988)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Herinneringen van een bibliothecaris 11
| |
Rue BonaparteIn de tweede helft van de jaren dertig viel mijn oog op de eerste catalogus van een nieuw antiquariaat in Parijs, ‘Librairie des Spectacles’ genaamd en gevestigd op nr. 31 van de Rue Bonaparte, rijk aan boekhandels (bij Saint-Germaindes-Prés). Het bedrijf legde zich toe op oude en nieuwe boeken over toneel, dans, opera, circus en dergelijke onderwerpen. De catalogus boeide mij om de vele ‘out of way’ boeken, autografen en portretten, die met kennelijke smaak gekozen en uitstekend beschreven waren. Verschillende catalogi van dezelfde kwaliteit volgden. Destijds was ik betrokken bij de opbouw van een collectie op dit gebied, waarbij veel aandacht geschonken werd aan de rijke Franse toneelcultuur. Dit leidde tot vele bestellingen, die overigens slechts ten dele uitgevoerd werden. Blijkbaar had de ‘Librairie des Spectacles’ veel enthousiaste cliënten. Bij een volgend verblijf in Parijs stond een bezoek aan Rue Bonaparte 31 natuurlijk op het programma. Toen ik de kleine smalle winkel betrad, vond ik de eigenaresse in druk gesprek met een bezoeker. Onmiddellijk herkende ik haar: de Franse gouvernante was antiquaar geworden! Op dit eerste bezoek zijn er vele gevolgd, | |
[pagina 55]
| |
vele aankopen en ook vele gesprekken met Mme Yvette Lamiral (zo heette de Franse gouvernante, althans zo noemde zij zich). Op de welvoorziene wandrekken van de ‘Librairie des Spectacles’ vond ik ook boekjes die ik herkende als afkomstig van Amsterdamse veilingen. Tot mijn vreugde gelukte het enkele ervan te kopen voor redelijke prijzen. Praten over boeken leidt nu eenmaal altijd tot bespiegelingen over alles en nog wat. Wat mij in de gesprekken met Mme Lamiral echter trof, was dat zij nooit iets zei over zichzelf en haar persoonlijke omstandigheden. Had zij gestudeerd, was zij getrouwd, had zij kinderen, hoe had zij haar antiquariaat kunnen beginnen? Daarover sprak zij niet en ik hoedde er mij wel voor haar vragen te stellen. Van deze intelligente, boeiende vouw wist ik niets; behalve één ding, waarvan ik schrok toen zij het mij geheel onverwacht en zonder enig commentaar vertelde: zij kwam uit Antibes en was een kleindochter van Hervé de Maupassant, de broer van Guy. Schrikken deed ik omdat ik mij toevallig kort tevoren verdiept had in het leven van de schrijver. Zo wist ik dat Guy de Maupassant één jongere broei had die enige jaren vóór de auteur gestorven was aan dezelfde vreselijke ziekte en onder dezelfde afschuwelijke oinstandigheden.Ga naar eindnoot1. | |
Rue de VeineuilIn maart 1940 was ik in Parijs, de laatste maal voordat twee maanden later de nacht viel over
Saint-Germain-des-Prés door Charles Huard.
| |
[pagina 56]
| |
Nederland door de Duitse bezetting. De Fransen beleefden toen hun ‘drôle de guerre’. Het land was in oorlog, dat bleek uit alles, al was het alleen maar uit de avondklok. De verduistering was perfect. Ik herinner me een maanloze avond op het terras voor de Sacré Coeur: de wereldstad die voor me lag, liet zich overduidelijk horen, maar er was geen sprankje licht te zien. Iedere nacht waren er Duitse vliegtuigen in de lucht en was er luchtalarm. Niemand trok zich daar echter iets van aan; niemand ging in de schuilkelders, behalve een enkele clochard of een vrijend paartje. De stemming was moeilijk te peilen. De meeste Fransen bleven zorgeloos: het zou allemaal zo'n vaart niet lopen, redeneerden zij, was de Maginotlinie er niet om hen te beschermen? Maar de mensen die het weten konden, raakten steeds dieper bezorgd. In het antiquariaat maakte men passen op de plaats. Sommige winkels bleven gesloten, ook de ‘Librairie des Spectacles’. Daar was echter iets ernstigers aan de hand. De met kranten dichtgeplakte ramen wezen er op dat het bedrijf voor goed gesloten was. Waar was Mme Lamiral gebleven? Niemand kon mij daarover inlichten, totdat ik na lang aandringen van een concierge haar nieuwe adres kreeg: Rue de Verneuil - vlakbij dus.
Hervé de Maupassant.
Daar vond ik de Franse gouvernante terug in een oud huis, waarvan zij een sombere achterkamer in het souterrain bewoonde. Het vertrek was schaars gemeubeld. Wat er was, leek uit familiebezit te komen. Aan de wand hingen een paar goede schilderijen, Monticelli en Diaz. Ik zag enkele kinderportretten en de vergroting van een foto van Hervé de Maupassant, de grootvader. In enkele woorden vertelde Mme Lamiral mij dat ze na een financiele catastrofe de ‘Librairie des Spectacles’ had moeten opgeven. Nu trachtte zij als ‘courtier’, als tussenpersoon, in het antiquariaat iets te verdienen. Maar in de oude boekhandel was praktisch niets meer te doen. De toekomst was duister... De weinige boeken die zij om zich heen had, bekeek ik en kocht er enkele van. Toen viel mijn oog op een grote foliant die in een hoek van de kamer lag. Tot mijn verrassing bleek dat een boek te zijn dat ik al jaren tevergeefs zocht, de Académie de l'Espée van Gerard Thibault, in 1628 gedrukt door de Leidse Elzeviers, maar eerst twee jaar later uitgegeven - het schoonste geïllustreerde Nederlandse boek uit de op dit gebied zo rijke zeventiende eeuw. Het was een prachtig, puntgaaf exemplaar in de oorspronkelijke band van gespikkeld kalfsleer, met uitstekende afdrukken van de grote prenten. Bovendien bevatte het de drie extra bladen die meestal ontbreken en waarover de bibliografen zich zo opwinden. Ik herinner me een verzuchting van Wieder uit de tijd dat hij adjunct-bibliothecaris in Amsterdam was, over het ontbreken van dit prachtwerk in de boekerij op het Singel. Dringend verzocht ik Mme Yvette dit boek te mogen kopen, verwachtend dat een dergelijke transactie haar in haar benarde omstandigheden welkom zou zijn. Zal keek mij ernstig aan en schudde het hoofd. ‘Er zijn vreselijke dingen op komst,’ zei ze, ‘het is nu geen tijd om een dergelijk boek te verkopen.’ Ik begreep mij bij deze weigering te moeten neerleggen, al viel het moeilijk mijn teleurstelling te verbergen. Het afscheid was er niet minder hartelijk om. Beiden beseften wij dat er voor onze wederzijdse vaderlanden duistere tijden in aantocht waren. ‘Merci de m'avoir trouvé dans ce taudis,’ zei ze met een bitter glimlachje. Zouden we elkaar ooit terugzien? | |
[pagina 57]
| |
Parijs 1945Kort na de bevrijding van ons land in 1945 zag ik, op doorreis naar Genève, Parijs terug - een verarmd, verveloos, verloederd Parijs, nog vol Duitse opschriften en andere lamentabele herinneringen aan de bezetting. De hotels waren uitgewoond en verwaarloosd; in de restaurants at men bij acetyleenlampjes smalle reepjes slecht vlees, waarvoor bonnen ingeleverd moesten worden. Ik zocht alle oude vrienden op. De meesten van hen hadden het er redelijk goed afgebracht. Maar Mme Yvette Lamiral was onvindbaar. Niemand wist iets van haar af. Toch vond ik een spoor, maar één dat doodliep. Bij mijn vriend Georges Heilbrun, een van de begaafdste antiquaren die ik ooit ontmoet heb,Ga naar eindnoot2. vond ik het exemplaar in gespikkeld kalfsleer van de Académie de l'Espée, dat ik in het souterrain in de Rue de Verneuil bij Mme Yvette gezien had. Ik vroeg Georges terstond hoe hij aan het boek gekomen was, hopend iets over de vroegere eigenares te vernemen. Helaas, hij had het gekocht van een in de oorlog verdwenen
Titelpagina van de ‘Académie de l'Espée’ gegraveerd door Schelte van Bolswert.
scharrelaar, Philippe Sartoni. Over Mme Lamiral wist hij niets. Op staande voet kocht ik het boek voor een zeer redelijke prijs (voor zijn vrienden was Heilbrun nooit duur). Zo is deze foliant in Amsterdam terechtgekomen, waar hij nu behoort tot de cimelia van de Universiteits-bibliotheek. Eerst jaren later vond ik eindelijk tijd om de Académie de l'Espée nader te bestuderen - een studie waarbij ik van de ene verbazing in de andere viel. De auteur Gerard of Giraldo (zoals hij zich noemde) Thibault bleek een kleurrijke figuur te zijn. Men kan hem een ‘Spaanse Brabander’ noemen, zal het in een andere zijn dan die van Bredero, met wie hij overigens het opsnijden gemeen had. Geboren in Antwerpen omstreeks 1574 uit een Ieperse familie, had hij zich met zijn broers gevestigd in Sanlucar bij Sevilla en daar als wolhandelaar fortuin gemaakt. In Spanje maakte hij kennis met de edele schermkunst en werd een leerling van de beroemde Pacheco. Door hem werd hij een aanhanger van de opvatting dat men dit ridderlijke spel op ma-
Portret van Girard Thibault door Willem Delff naar Pieter Bailly.
| |
[pagina 58]
| |
thematische grondslag behoort te beoefenen. De theorie gebaseerd op de ‘mystieke cirkel’ (schermen ‘by the book of arethmetic’ noemde Shakespeare het in Romeo and Juliet) werd door Thibault verfijnd en nader uitgewerkt. Omstreeks 1611 demonstreerde hij zijn nieuwe regels in een onderlinge prijskamp van Nederlandse schermmeesters te Rotterdam. Prins Maurits ontbood hem om aan het hof een proeve van zijn kunst te geven en schonk hem een ereteken. Ondanks de aanvankelijke tegenstand van de gevestigde schermmeesters werd Thibaults systeem tenslotte algemeen aanvaard. De schitterendste periode van zijn loopbaan beleefde Thibault in Amsterdam. Daar werd hij het middelpunt van een kring enthousiaste vereerders, waartoe vele regentenzonen behoorden (Guillelmo Bartolotti, de bouwheer van het Bartolotti-huis, was zijn zwager), maar ook talrijke kunstenaars. De dichter-schilder Bredero wijdde hem een lang gedicht dat van diepe bewondering getuigt. Een van Thibaults intimi was de graveur, kunsthandelaar en diplomaat Michel
De mystieke circel. Gravure van Egbert van Panderen naar Michel le Blon.
le Blon, die grote prenten met de posities van schermers voor hem sneed. Blijkens zijn album amicorum telde hij ook veel vrienden en vereerders onder de adel en de aristocratie van Haarlem en Kennemerland. Na een verblijf aan verschillende vorstenhoven werd Thibault schermmeester aan de Leidse Academie. Ondertussen bereidde hij zijn levenswerk voor, het grote boek over zijn ‘uitvinding’. Het moest een monument worden, de roemzuchtige ‘Spaanse Brabander’ waardig. Alles in deze reusachtige foliant is groots: de titel, boordevol symbolen, met de prachtige calligrafie, gesneden door Gerrit Gauw, de meester op dit gebied; het portret van de auteur, gegraveerd door Willem Jacobsz Delff naar een tekening van David Bailly, omgeven door een emblematische omlijsting; negen bladen met wapens van de vorsten die Thibaults schutsheren waren - prachtige stalen van heraldische kunst; 44 dubbele (op een na) prenten die de posities en de handgrepen van de schermers tonen, gegraveerd naar tekeningen van de auteur, die tevens architect was, en | |
[pagina 59]
| |
tenslotte twee emblematische prenten, vergrotingen van kleinere gravures die Michel le Blon voor zijn vriend gemaakt had. De beste graveurs van Noord- en Zuid-Nederland werkten hier broederlijk tezamen. De Leidse Elzeviers, wereldberoemd om hun kleine boekjes, toonden hier dat zij ook meesters waren in het grootste formaat. Een moderne historicus van de schermkunst moge zich vrolijk maken over wat hij noemt ‘an enormous volume of nonsense’, in de ogen van ons, boekenliefhebbers, is de Académie de l' Espée een typografisch meesterwerk en een hoogtepunt in de illustratiekunst van de Barok.Ga naar eindnoot3. Bij de studie over dit majestueuze boek moest ik telkens denken aan het sombere souterrain in de Rue de Verneuil, waar ik dit exemplaar voor het eerst gezien had. Tegelijk verscheen voor mijn geestesoog de ranke gestalte van de Franse gouvernante, de energieke en geestige vrouw, die er geen afstand van wilde doen. Onder welke omstandigheden zij haar schat tenslotte moest prijsgeven, zou ik nooit te weten komen. Boeken bewaren nu eenmaal hun geheimen.
Schermers in actie. Gravure van Crispijn van de Passe jr.
|
|