Uit de tijdschriften
In het Jaarboek voor de geschiedenis van bedrijf en techniek 3 (1986) schrijft K.E. Sluyterman over De drukkerij-uitgeverij Misset en de opkomst van de vakbladen, 1900-1940. Omdat de archieven van deze onderneming bewaard zijn gebleven kan hij een goed beeld schetsen van de bedrijfsvoering van een drukkerij in het begin van deze eeuw. Cornelis Misset richtte de zaak in 1873 te Doetinchem op. Een grote bloei volgde onder zijn zonen Kees en Henk. De belangrijkste pijler van het bedrijf vormden vakbladen als De Boerderij, Vee en Vleeschhandel en Vakblad voor de Schoenmakerij. Het totaal aantal abonnees van deze bladen bedroeg in 1931 maar liefst 162.000. De gebroeders Misset werkten niet alleen als drukkers van deze bladen maar traden ook als uitgevers op, zodat de redactionele verantwoordelijkheid bij de drukkerij kwam te berusten. Ze werkten ook nauw samen met de vakorganisaties om des te meer abonnementen en advertenties binnen te halen. Vanaf 1914 bestond er voor het grafisch bedrijf een CAO waarbij de Nederlandse gemeenten in negen verschillende loonklassen waren ingedeeld. Het feit dat Doetinchem in één van de laagste categorieen was geplaatst gaf het bedrijf een voorsprong op de concurrentie. De twee directeuren verdienden gedurende de laatste twintig jaar van het bedrijf gemiddeld f 34.000,- per jaar!
In De Negentiende Eeuw. Documentatieblad Werkgroep 19e eeuw 10 (1986) 3 publiceert Thera de Graaf een gedeelte uit Skizzen aus einem vielbewegten Leben van Wilhelm Zirges (Leipzig 1859). Deze weinig succesvolle boekhandelaar uit Leipzig maakte in 1851 een zes maanden durende reis door Nederland samen met zijn oudste dochter Hortensia, die als concertvioliste optrad, onder andere te Amsterdam in Felix Meritis onder Johannes van Bree. In Groningen bezocht Zirges de boekhandelaar Van Boekeren en één van de om de 14 dagen gehouden bijeenkomsten van de Groninger drukkers en boekverkopers. Het beviel hem daar met de ‘in Holland unvermeidlichen langen Pfeifen’ en ‘à person eine halbe Flasche Wein’ uitstekend. In Leeuwarden bracht hij een bezoek aan het grote bedrijf van Suringar en in Amsterdam aan de zaak van Johannes Muller.
In het tweede gedeelte van zijn belangrijke artikel over ‘Augustijn van Hasselt as a printer in Vianen and Wesel’ in Quaerendo 16 (1986) 3 beschrijft Paul Valkema Blouw welke boeken Augustijn van Hasselt in Vianen en Wesel drukte. Omdat Van Hasselt met het typografisch materiaal van Christoffel Plantijn werkte, kan men alleen de inhoud van de boeken als criterium nemen om te bepalen wat er in Antwerpen en wat er in Vianen of Wesel gedrukt werd. Het blijkt dat Van Hasselt een drukker met een uitgesproken Protestantse signatuur was. Zo legde hij werken van Guy de Brès, Philips van Marnix van St. Aldegonde, de Verantwoordinge van Willem van Oranje, uitgaven van het Nieuwe Testament in het Nederlands, de psalmberijming van Datheen en de fel anti-Spaanse Historie van de Spaensche Inquisitie op de pers. Van al deze werken is het ondenkbaar dat ze in Antwerpen door Plantijn zelf gedrukt zouden zijn. Een prachtige vondst is de ontdekking van Valkema Blouw dat een Nieuw Testament uit 1567 uit katernen bestaat die met volkomen verschillend typografisch materiaal zijn gedrukt. De conclusie kan alleen maar zijn dat Van Hasselt met de druk in Vianen begon, bij zijn overhaaste vlucht in 1567 wel de al gedrukte vellen mee kon nemen, maar typografisch materiaal moest achterlaten en het boek in Wesel met nieuwe, door Plantijn gezonden letters voltooide. Met deze typografische criteria kan Valkema Blouw Augustijns boekenproduktie in de twee steden onderscheiden. Of Augustijn later in Keulen de werken van Hendrik Niclaes drukte blijft nog steeds onzeker. Door het onderzoek van Valkema Blouw is evenwel duidelijk geworden dat Augustijn van Hasselt één van de belangrijkste en tevens beste Nederlandse drukkers van zijn tijd is geweest.
A.A. Boers