Reacties
Mijn bijdrage over het verzamelen in het algemeen en dat van Nederlandse pamfletten in het bijzonder in De Boekenwereld i nr 4 (2-10) heeft enkele reacties opgeleverd van lezers. Ik ben daar zeer verheugd over en ik hoop, dat men mij ook in de toekomst met commentaar zal willen verblijden.
Dr. P.J. Buijnsters (Nijmegen) gaat allereerst in op mijn opmerking, dat een verzameling, wil ze waardevol zijn, qualitate qua altijd een specialistische verzameling zal zijn. Hij waarschuwt tegen hyperspecialisme: Een verzameling over Groesbeek (bij Nijmegen) bijvoorbeeld of een wat hij noemt ‘very minor poet’. Ik ben het natuurlijk volstrekt met hem eens, al kun je ook beperkte onderwerpen bijna altijd wel in een ruimere context plaatsen. Dr. Buijnsters en ik vinden elkaar als wij beiden vaststellen, dat er ‘een idee achter een collectie moet zitten, die moet coherent zijn’.
Dezelfde schrijver heeft zijn twijfels over wat ik opmerkte over de term ‘blauwboekje’ voor pamflet. Hij stelt vast dat er ‘toch heel wat achttiende-eeuwse pamfletten (zijn) in een authentieke grijsblauwen omslag (naast, toegegeven andere tinten)’. Hij houdt het erop, dat ‘op grond van enig specimen een generalisatie voor de hele soort heeft plaats gevonden’. Dat laatste zou best eens waar kunnen zijn, maar mijn punt was en is, dat pamfletten nòch door contemporaine drukkers en uitgevers, nòch door contemporaine boekverkopers van omslagen zijn voorzien, althans in de regel niet. Als voor het tegendeel harde bewijzen ter tafel komen zal ik graag zwichten, maar ik zie ze nog niet komen. Overigens dank aan mijn bekende en deskundige ‘opponens’ wiens vriendelijke reactie ik op prijs heb gesteld.
Een geheel andersoortige (maar ook vriendelijke!) reactie kwam van mijn vriend, auteur en dorpsgenoot Dr. PJ. Verkruijsse, die bovendien zo elegant was mij zijn reactie vóór publikatie in De Boekenwereld ii nr. 1, sept. 1985) ter kennisneming toe te zenden.
De schrijver breekt een lans voor de toepassing van de methoden en inzichten van de analytische bibliografie door verzamelaar en antiquaar. Daarmee heb ik uiteraard geen moeite; het is absoluut wenselijk. Maar als Verkruijsse stelt: ‘Het zou voor vele verzamelaars wel eens interessant kunnen zijn om meer exemplaren van een boek aan te schaffen, al of niet compleet of fraai. Inhoudelijk kunnen er namelijk - zo leert ons de analytische bibliografie - verschillen zijn tussen de exemplaren van één zelfde druk of oplage’, dan heeft hij natuurlijk groot gelijk, maar de verzamelaar - om wie het gaat - kan met zijn opmerking niet veel kanten uit. Een verzamelaar zal altijd - en terecht - streven naar uitbouw in de breedte van zijn collectie en zich zelden zetten tot het verzamelen van varianten van één bepaalde uitgave. Wat dat betreft is Verkruijsses voorbeeld - hij geeft dat trouwens aan het einde van zijn bijdrage ook toe - namelijk de Cronyk van Smallegange uiterst ongelukkig gekozen, want het boek brengt, naar gelang de staat en de fraaiheid van het exemplaar, vandaag de dag prijzen op van, zeg, tussen de vijf- en de tienduizend gulden. Moet men een veelvoud van exemplaren aanschaffen omdat er van twee onderdelen van het omvangrijke werk, te weten het Besluit en de Beschrijving van de Zeelandschen adel drie respectievelijk vier verschillende drukken bestaan? Een andere zaak is uiteraard, dat het wenselijk is, dat de verzamelaar van het bestaan van deze varianten af weet en in dat opzicht doen Verkruijsse en sommige van zijn collegae natuurlijk voortreffelijk werk. De verzamelaar zal, denk ik, in de regel zijn overwegingen om een bepaald boek aan te schaffen (of te vervangen door een beter exemplaar) niet precies op dit goudschaaltje wegen en dat is, geloof ik, ook niet zijn taak. Dat ‘een compleet
stemma van een tekst ook concreet bij een verzamelaar aanwezig is’ (dat wil dus zeggen alle drukken van een bepaald werk, inclusief eventuele vertalingen etc.) is een vrome wens van de analytische bibliograaf maar niet van het overgrote deel van de verzamelaars.
Ik verschil dus met Verkruijsse van mening, niet inhoudelijk maar vanuit praktische overwegingen; over deskundige reacties als de zijne kan men zich voor het overige slechts oprecht verheugen.
Bob de Graaf