Joris Veseler aan ‘de Zuyder Kerck in de Hope’. Al in deze vroege fase zien we dus een scheiding tussen het werk van de berichtgever en de drukker.
De zoon van Caspar, Jan van Hilten, volgde zijn vader op en verbeterde de journalistieke slagvaardigheid van de krant. Vergelijkingen tussen dubbele exemplaren uit 1632 tonen aan, dat Jan twee persen tegelijkertijd gebruikte ten einde de produktie te versnellen en dat hij bij het binnenkomen van nieuwe berichten tijdens het drukken deze alsnog aan de krant toevoegde. Reeds toen: Laatste nieuws! Stop de persen!
De versnelling van de berichtgeving uitte zich ook in het toenemende aantal Extra-ordinaire Couranten en uiteindelijk in het uitgeven van twee of drie edities per week. De verschillende edities waren afgestemd op de aankomende postverbindingen uit het buitenland. Zo bestond de donderdagse editie van Van Hilten voornamelijk uit berichten uit Noord-Europa.
Inmiddels nam het aantal courantiers en daarmee de mededinging toe. Een en ander leidde ertoe dat de stad Amsterdam in 1656 beperkende maatregelen nam, die tot een geleidelijke vermindering van het aantal bladen leidden. Buiten Amsterdam ontstonden nog in de zeventiende eeuw kranten in Haarlem, Den Haag, Utrecht, Arnhem, Delft, Leiden en Rotterdam.
Maar er was meer. En wel de edities der Amsterdamse kranten in het Frans en het Engels. De vertaalde en voor uitvoer bestemde kranten van Van Hilten en Jansz waren de eerste nieuwsbladen in die talen. Deze ontwikkeling was mogelijk door de verbodsbepalingen in Frankrijk en Engeland. In Engeland verscheen in 1622 voor het eerst een krant. Deze kondigde zich aan als ‘translated out of the Low Dutch Copie’. De verschijning werd al spoedig op last van de regering afgebroken.
Alles bij elkaar genomen kan worden gesteld, dat Amsterdam in de vroege zeventiende eeuw zich had ontwikkeld tot het perscentrum van Europa. In samenhang met het intensieve internationale handelsverkeer ontstond een levendige handel in nieuws. In nieuws, doch niet in commentaar. Er was geen sprake van politieke journalistiek gebonden aan enige macht of partij. Politieke strijd via de drukpers was er wel. Deze speelde zich echter af in de pamfletten en in de hier gedrukte in eigen land verboden boeken van buitenlandse auteurs. De courantiers hielden zich verre van dit moeilijke terrein. Principiële vrijheid van drukpers lag in de eerste helft van de zeventiende eeuw immers nog achter de horizon. De eerste kranten waren nieuwsbronnen zonder enige toelichting en daardoor voor de hedendaagse lezer vaak moeilijk toegankelijk en gortdroog.
Intussen is al vanaf 1624 te zien dat de lezers der kranten actief gebruik maakten van het medium door het plaatsen van advertenties. In geleidelijk toenemende mate treffen we na de berichten annonces aan, waarin boekhandelaren nieuwe uitgaven aankondigen, notarissen mededelingen doen over verkopingen en bedroefde burgers navraag doen naar hun zoekgeraakte hond. Het is opvallend hoe zeer al in dit prille stadium het basispatroon van het moderne perswezen zich manifesteert: samenkomen van het verzamelen en uitgeven van nieuws, sterke nadruk op informatie in zake handel en de mogelijkheid voor particulieren eigen mededelingen in de krant te doen afdrukken.
De geschiedenis van de pers in ons land is sinds deze belangwekkende start natuurlijk in hoge mate mede bepaald door de ups and downs in onze nationale geschiedenis. Dit is niet alleen in de inhoud, maar ook in de uiterlijke verschijningsvorm terug te vinden.
De verzamelingen van de Stichting Het Nederlands persmuseum te Amsterdam geven van dit alles een boeiend beeld. Het gaat om een collectie van Nederlandse en Nederlandstalige periodieken, of zoals de doelstelling van de Stichting het uitdrukt om ‘...het vormen van een museum betreffende de geschiedenis in den meest uitgebreiden zin des woords van de Nederlandsche en
Detail van de krant van Jan van Hilten.