deze mathematicus niet behandelt, zoals literatuur en kunstgeschiedenis, maar de tijdgenoot zal er zeker veel uit hebben kunnen leren. Mijn voorouders van moederszijde, van wie mijn exemplaar van het werk afkomstig is, waren zulke door Knoop verachte timmer- en metselaarsbazen, die ook wel gehele bouwwerken optrokken. Zij zullen zeker veel hebben geleerd uit de hoofdstukken over architectuur en wellicht ook over het boekhouden en andere nuttige dingen.
Hier en daar maakt de auteur wel een wat komische en naïeve indruk, zoals bijvoorbeeld met de zotte minnebrief en de zonderlinge behandeling van de geschiedenis die alleen uit een aantal volkomen willekeurige jaartallen bestaat waar niemand iets aan heeft. Maar de schrijver was een eenvoudig man en zijn mentaliteit zal niet veel verschild hebben van die van zijn standgenoten, die het best interessant zullen hebben gevonden om te vernemen in welk jaar Kaïn Abel doodsloeg.
Maar Knoop was niet alleen maar een komiek, zij het zeer geleerd, mannetje. Hij was in de eerste plaats een zeer bekwaam hovenier, wij zouden zeggen een tuinarchitect. Hij is omstreeks 1700 geboren bij Freienhagen aan de Fulda. Zijn vader was hortulanus van de landgraaf van Hessen. In 1709 huwde een van de dochters van de landgraaf, Marie Louise, met de stadhouder van Friesland, Johan Willem Friso. Zij werd de moeder van de latere stadhouder Willem iv. Haar man verdronk, zoals bekend, na twee jaar huwelijk, aan de Moerdijk en Marie Louise (Marijke Meue) heeft als regentes vele jaren Friesland geregeerd. In 1731 stelde zij Johann Herman Knoop als hovenier aan om de Prinsentuin in Leeuwarden te vergroten en opnieuw aan te leggen. Ook andere tuinen zijn in Friesland door Knoop aangelegd, onder andere die van Staniastate te Oenkerk. Tot 1748 bleef Knoop in dienst van het Friese hof. Toen is zijn drankzucht hem noodlottig geworden en volgde zijn ontslag. Twee jaar later werd hij nog aangesteld als leraar in de wiskunde van Jhr Edzard van Burmannia. Dat hij behalve een bekwaam tuinarchitect ook een goed wiskundige was, blijkt wel uit zijn Jongmans onderwyser. Maar hij had meer pijlen op zijn boog. Hij maakte ook zonnewijzers, was een bekwaam landmeter en bewerkte en vermeerderde het Landmeetkundig studieboek van Morgenster (1747). Hij vervaardigde een stadsplattegrond van Leeuwarden die nooit is gedrukt en uitgegeven, maar waarvan de originele tekening zich bevindt in het stedelijk archief te Leeuwarden.
Na zijn ontslag als stadhouderlijk hovenier verschenen, behalve de twee dikke delen van Jongmans onderwyser (1759), nog een groot aantal andere publikaties van zijn hand: De beknopte huishoudelijke hovenier (1752), Beschouwende en werkdadige hovenierskonst (1753), Pylaar der algemeene mathesis of aritmetica (1758), Sleutel der Latijnische kunstwoorden welke in de botanije, pharmacije en medicijne 't meest gebruikt worden (1758), Pomologia dat is beschrijvingen en afbeeldingen van de beste zoorten van appels en peeren (1758), Kort onderwijs hoedanig men de couranten best lezen en gebruiken kan (1758), Vermakelijk wapenkundig geographisch en historisch spel (1759), De Bloemtuin, met een aanleijding tot de cultuur der gewassen (1760), Fructologia of beschrijving der vrugtboomen en vrugten die men in de hoven plant en onderhoudt (1763), Dendrologia of beschrijving der plantagie-gewassen (1763), Verhandeling van de sphaerische of klootsche zonnewijzers (1761), Tegenwoordige staat of historische beschrijving van Friesland (1763), Nieuwe historische beschrijving van den geheelen aardkloot (ca. 1765), Beschrijving van de moes- en keukentuinen (1769).
Tenslotte werkte hij ook mee aan een aanmerkelijk vermeerderde uitgave van de encyclopedie van Noel Chomel, Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en kunstwoordenboek (1768-1778).
De man moet met al deze publikaties en met de afbeeldingen, die ongetwijfeld wel door hem zelf zijn getekend, een ongelofelijke massa werk hebben verzet, haast onbegrijpelijk voor een dronkaard. Toch heeft hij, ondanks al die werkzaamheden, niet in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. In 1778 is hij arm overleden en op kosten van de diaconie begraven.