van het zestiende-eeuwse boek is groot, zoals onder andere blijkt uit zijn bibliografieën van Petrus Apherdianus en Reinerus Snoy Goudanus, zijn pionierswerk voor de bibliografie van alle Nederlandse drukken tussen 1540 en 1600, artikelen in Folium (en nu ook in De Boekenwereld!) en een imposante reeks catalogi. Met catalogi van De Graaf kan men riant en uiterst plezierig een avond doorbrengen. Ze munten uit door een rijk aanbod aan oude drukken, goede en deskundige beschrijvingen en veel illustraties.
Ook De Graafs nieuwe Catalogue 65 voldeed weer volledig aan mijn hooggestemde verwachtingen. Het is moeilijk een keus te maken uit het tiental incunabelen, zo'n 40 postincunabelen en een groot aantal latere zestiende- en zeventiende-eeuwse drukken, maar ik wil deze recensie beginnen met het opsommen van de voor mij meest verrassende en begerenswaardige nummers. In eerste instantie noteerde ik er op een kladblaadje 26!
Nr. 12 is een convoluut met Neolatijnse poëzie van Baptista Mantuanus - onder andere de Parthenice, het grote epos over Maria - gedrukt in 1518 door Knobloch in Straatsburg, in een band van Spierinck uit Cambridge (f 1700,-). Nr. 117 en 118 zijn werken van Hadrianus Junius, stadsdokter en rector van de Latijnse school in Haarlem, respectievelijk de Animadversorum libri sex (Bazel, 1556; f 600,-) en de bekende Batavia (Leiden, 1588; f 885,-). In dit laatste boek staat de beroemde passage hoe Laurens Janszoon Coster de boekdrukkunst uitgevonden zou hebben. Nr. 134 is een mystiek werk van de Italiaan Marco Antonio Lovisino, Espositione dell' XI et XII Cap. del IIII Lib. d'Esdra, met curieuze houtsneden, die men zo vaak in prognostische en mystieke werken aantreft (Venetië, 1571; f 1275,-). Een zeer zeldzaam boek is de Huyspostille op de Evangelien van de Sondagen, ende principaelste Heylichdagen doer het gheheel jaer. Deze Luthervertaling verscheen in 1567 bij Nicolaes Hendricks in Oberursel. Een prachtig geïllustreerd boek is Philip Melanchthon, In Evangelia... annotationes in de uitgave Leipzig: Valentin Babst, 1552. Hoewel het exemplaar enige defecten heeft, lijkt mij f 950,- zeer redelijk geprijsd. Nr. 173 is een interessante uitgave van Johannes Nider, Consolatorium timoratae conscientiae (Parijs: Jehan Petit, circa 1500; f 3600,-). Het boek is in de bibliografische literatuur niet exact te traceren. Het exemplaar heeft, volgens De Graaf, grote overeenkomsten met Copinger 4418 maar heeft anderzijds ‘substantial typographical differences’. Deze verschillen had De Graaf natuurlijk moeten noteren! Een intrigerend apocalyptisch werk is nr. 177, Onus eccleciae temporibus
hisce deplorandis Apocalypseos suis aeque conveniens. (Augsburg, 1531; f 1950,-). Een grote houtsnede op het verso van het titelblad toont een met knuppel en zwaard tierende duivel.
Nr. 187 is een werk van Paulus van Middelburg, Paulina de recta Paschae celebratione (Fossombrone, Ottaviano Petruccio, 1513; f 4800,-). Nr. 212 is een leuk bibliografisch nummer over boekencensuur in Vlaanderen (Gent, 1610; f 250,-). Nr. 241 Bulle ofte Aflaetsbrief van de heylighe Cruysvaert getuigt van de nauwgezetheid waarmee De Graaf zijn catalogi schrijft. Na consultatie van Paul Valkema Blouw, de grootste kenner van het zestiende-eeuwse Nederlandse boek, kon hij deze bul toewijzen aan de drukkerij van Gillis Rooman in Haarlem. Volgens De Graaf is nr. 256, Termini causarum in Romana curia servari soliti in causa beneficiali, een in de literatuur onbeschreven incunabel, door hem aarzelend toegewezen aan Stephan Plannck of Eucharius Silber in Rome, circa 1490.
Nr. 267, Claude de la Tombe, Thesaurus animae ex theologia naturali (Frankfurt: Typis Laurentii Kerichbergerii à Tylsen, 1618) is een nogal mysterieus boek, omdat noch de schrijver noch de drukker te traceren is. Nr. 270 tenslotte is de prachtige Dialogo intitulato il Castellano van Giovanni Trissino, gedrukt in de cancellaresca van Arrighi (Vicenza, 1529; f 2250,-).
Vervolgens wil ik enige kritische opmerkingen plaatsen. Allereerst verbaast het mij dat er in een aantal transcripties van titelpagina's, die men kan controleren met behulp van de afbeeldingen, slordigheden zijn geslopen. In nr. 31 moet ‘hun ‘hem’ zijn; in 78 ‘veterum’ ‘verum’; in 79 ‘Johann’ ‘Johan’ en ‘waren’ ‘warem’; in 143 moet ‘op’ ‘opt’ zijn; in 145 ‘statuta’ ‘statua’; in 249 ‘cuiliber’ ‘cuilibet’. In 270 vermeldt De Graaf terecht dat in Trissino's Dialogo de open o als een Griekse omega wordt geschreven, maar hij transcribeert de titel dan met ‘Dialwgw’! In 277 moet ‘esse’ ‘essi’ zijn. In de bibliografische annotaties gebruikt De Graaf bij Plantijndrukken merkwaardigerwijze de grote bibliografie van Voet niet. Bij de nrs. 39 en 71 was een verwijzing naar M. Keyser, Glazemaker, 1682-1982: catalogus bij een tentoonstelling over de vertaler Jan Hendriksz. Glazemaker in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (Amsterdam, 1982) nuttig geweest. Bij nr. 70, de belangrijke Seneca-editie van Erasmus (Bazel, 1515) had De Graaf moeten verwijzen naar de indrukwekkende catalogus van F. Hieronymus, Basler Buchillustration 1500 bis 1545. (Basel, 1984). De titelomlijsting staat op pag. 176. Bij nr. 82 en enige andere nummers is ‘title edition’ een verkeerde vertaling van ‘titeluitgave’. De Engelse term is ‘reissue’. De Graaf noemt Simon Grynaeus de samensteller van het Lexicon Graeco-Latinum (Bazel, 1532). Gelet op de titelpagina en vooral op de farrago libellorum is er blijkbaar een nauwe verwantschap met het Griekse woordenboek dat Geert Morrhe in 1530 in Parijs drukte. Voor zover ik weet
bestaat er geen verband tussen Grynaeus en de Parijse editie. Zeer nuttig is tenslotte de index van vijftiende- en zestiende-eeuwse drukkers en uitgevers aan het einde van de catalogus.
Tenslotte kan ik drie antiquariaten noemen die voor de eerste keer een catalogus uitgebracht hebben: Coornhert in Gouda, Libellus lepidus in Veenendaal en Nillco in Tilburg. Alle drie wens ik veel succes toe!.