Herinneringen van een bibliothecaris 2
H. de la Fontaine Verwey
Het geheim van de boekband
Tijdens de bezetting was het postverkeer met de ‘vrije wereld’ afgesloten. Voor de wetenschappelijk bibliotheken betekende dit: onmogelijkheid om buitenlandse boeken te bestellen behalve Duitse, onderbreking van het grootste deel van de lopende tijdschriften en stopzetting van het internationale leen- en ruilverkeer. Er was slechts één door de bezetter getolereerde, zeer beperkte uitweg: de mogelijkheid om boeken te verzenden en te ontvangen via het neutrale Zwitserland. Dat was de zg. ‘Geneefse weg’: de boeken werden met de nodige formulieren gezonden naar een Duitse censuur-instantie in Keulen en gingen dan verder naar Genève.
Na het midden van september 1944 werd ten gevolge van de aanval der geallieerden en de slag bij Arnhem het postverkeer met het Rijnland verbroken. In die dagen ontving de Universiteitsbibliotheek een pakje terug bestemd voor de ‘Geneefse weg’, dat vóór Arnhem was blijven steken. Omdat ik mij niet kon herinneren dat er kort tevoren een boek naar Keulen gestuurd was, vroeg ik het de ambtenaar die met de administratie van dit soort zendingen belast was. Na raadpleging van zijn register verklaarde hij met stelligheid dat dit pakje, ondanks het ub-etiket, niet door ons verstuurd was.
Wat moest ik hiervan denken? Had een van de ambtenaren misschien stiekem van de ‘Geneefse weg’ gebruik willen maken? Wilde hij mogelijk geheime boodschappen overbrengen door het aanstrepen van letters of het gebruik van onzichtbare inkt? Het leek niet waarschijnlijk. Het personeel van de ub vormde tijdens de bezetting zulk een hechte eenheid, dat ieder wel wist wat de ander deed. Nieuwsgierig geworden maakte ik het pakje open en daaruit kwam tevoorschijn: de Amsterdamse theologische dissertatie uit 1898 van Dr L.A. Rademaker over de dichter Camphuysen - een doodonschuldig boek dus. Nauwkeurige inspectie van de tekst leverde niets verdachts op, behalve dan dat het boek geen bibliotheekstempel droeg. Nader onderzoek van de verpakking bracht echter iets verrassends aan het licht: het gebruikte plaketiket was niet dat van de ub maar een voortreffelijke imitatie.
De zaak werd steeds geheimzinniger. Ik nam het boek mee naar huis om te trachten het mysterie op te lossen en vroeg mij af: wat is er ongewoon aan dit boek? Het was niet de inhoud, niet het papier, maar wat dan wel? Eindelijk begreep ik het: het ongewone zat in de band. Het boek was namelijk gekartonneerd. Voor een dissertatie is deze goedkope manier van inbinden hoogst ongebruikelijk. Vroeger liet een promovendus een klein aantal exemplaren van zijn proefschrift binden in rood of blauw linnen met goudstempels. De rest van de oplage bleef en blijft nog altijd ingenaaid. Het enige middel om er achter te komen was de beide op elkaar geplakte kartons van voor- en achterplat open te snijden. Zo gezegd zo gedaan en ziet, daar dwarrelde een wolk van vliesdunne microfilms op mijn tafel. De band had zijn geheim prijsgegeven.
De volgende dag heb ik samen met de fotograaf van de ub, een betrouwbare verzetsman, de meer dan 500 microfilms onder het vergrotingsapparaat gelegd. De inhoud was verrassend. Er waren veel rapporten van de illegaliteit aan koningin Wilhelmina, berichten aan de regering in Londen en talrijke plannen van Duitse verdedigingswerken, vooral op Walcheren.
Eén ding was duidelijk. Het was mijn plicht er voor te zorgen dat deze zending uiterst belangrijke documenten, die door de slag bij Arnhem gestrand was, zo spoedig mogelijk haar doel zou bereiken. Door relaties in de illegaliteit werd mij een betrouwbare figuur aangewezen, bekend als ‘de man met de baard’, die voor de verzending kon zorgen. Hoe moesten die 500 films verpakt worden? Dat was eenvoudig, de gehele voorraad legde ik op de bodem van een