De Bibliotheek van Teylers Stichting
J.G. de Bruijn
Teylers Stichting werd opgericht in 1778 krachtens testament van de Haarlemse koopman Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778). Deze stamde af van de in 1580 om zijn geloof uit Engeland naar Holland uitgeweken Thomas Taylor. Pieter Teyler was een menslievend, spaarzaam mennoniet, die een levendige belangstelling had voor kennis en kunst en hun daadwerkelijke beoefening. De stichting, beheerd door een zich door coöptatie aanvullend college van vijf ‘directeuren, administrateuren en executeuren’, heeft dan ook naast charitatieve oogmerken, zoals de instandhouding van Teylers Hofje, de bevordering ten doel van godsdienst, wetenschap en kunst.
Tot dat doel zijn allereerst twee geleerde genootschappen met de stichting verbonden, naar omvang behorende tot de kleinste ter wereld: elk telt slechts zes leden. Teylers Godgeleerd Genootschap heeft de bevordering van de godsdienstwetenschap in de ruimste zin tot taak; de titel van de door hem uitgegeven publicaties vermeldt nadrukkelijk en typisch achttiende-eeuws: Verhandelingen betreffende de natuurlijke en geopenbaarde godsdienst. De taak van Teylers Tweede Genootschap is de bevordering van de ‘natuurkunde’ (waaronder begrepen zowel de exacte wetenschappen als de eigenlijke natuurwetenschappen, ieder vertegenwoordigd met één lid), dichtkunde, historiekunde, tekenkunde en penningkunde - in deze volgorde door de testateur gegeven. Beide genootschappen vervullen sedert 1778 hun taken door het jaarlijks uitschrijven van prijsvragen, het beoordelen c.q. bekronen van inzendingen, en het publiceren van de bekroonde studies. Van de Verhandelingen van het Eerste Genootschap verschenen tot heden 66 delen, van die van het Tweede Genootschap 47.
De tweede vorm waarin de stichting haar culturele doeleinden nastreeft is de instandhouding van een museum en een bibliotheek. Het eerste hiertoe bestemde gebouw, de ‘boek- en liefhebberijzaal’, werd voltooid in 1784. Deze ovale zaal bestaat uit twee verdiepingen, op de parterre voorzien van tien wandkasten voor instrumenten en een centrale vitrine voor gesteenten, op de verdieping bezet met twaalf wandkasten voor boeken langs een galerij. In de loop van de negentiende eeuw kwamen aanzienlijke uitbreidingen tot stand, de grootste bij het eeuwfeest van de stichting in 1878. Zo beschikt de bibliotheek thans over circa 300 kasten voor haar meer dan 100.000 banden.
Het museum bestaat in zijn tegenwoordige structuur uit vijf afdelingen:
I. | het natuurkundig kabinet |
II. | het mineralogisch-paleontologisch kabinet |
III. | de kunstverzamelingen |
IV. | het penningkabinet |
V. | het postzegelkabinet. |
De inhoud van de bibliotheek draagt in essentiële trekken het stempel van haar eerste bibliothecaris, Martinus van Marum. Deze was tevens de eerste directeur van het museum en heeft de grondslag gelegd voor de hierboven genoemde afdelingen I en II van dit museum. Zijn persoon verdient daarom een korte uitweiding.
Dr. M. van Marum (1750-1837) was een verlicht Europeaan, die met vele vooraanstaande beoefenaars der natuurwetenschappen van zijn tijd in betrekking stond. Zijn bewaard gebleven correspondentie omvat meer dan 3.000 brieven, voor een deel ook van betekenis voor de bibliotheek van Teylers Stichting: vele boekwerken bestelde Van Marum bij de (buitenlandse) auteurs zelf; in andere gevallen schakelde hij zijn correspondenten in bij de aanschaffing. Gepromoveerd als medicus èn als natuurfilosoof, vestigde Van Marum zich in 1776 als arts te Haarlem, waarnaast hij reeds in 1777 directeur werd van het kabinet van natuurlijke zeldzaamheden van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, Nederlands oudste zoölogische museum, in 1866 geliquideerd. Tussen 1776 en 1800 hield hij zich vooral