De Boekenwereld. Jaargang 1
(1984-1985)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |||||||||||
De optica, een leerzaam kijkvermaak
| |||||||||||
Opticaprenten uit LondenDe ateliers in Londen leverden opticaprenten van goede kwaliteit, omdat de Londense uitgevers blijkbaar investeerden in tekenaars, etsers en inkleurders die hun vak verstonden en ook wel artistiek interessant werk leverden. Vooral het inkleuren gebeurde in Londen op een zorgvuldige wijze. Sommige luchten worden bijvoorbeeld met een atmosferisch perspectief weergegeven, met bovenaan donkerblauw en naar de horizon toe geleidelijk lichter blauw. Het dateren van de prenten is meestal geen probleem, omdat een act of Parliament de uitgevers vanaf 1734 verplichtte op de prenten hun naam en het jaar van uitgave te vermelden. Jonkvrouwe C.J. Six schonk in 1980 aan het Rijksprentenkabinet een verzameling opticaprenten, samen met een piramidevormige, opvouwbare optica van Engels fabrikaat. Bij de prenten bevond zich een kleine catalogus van de uitgever Robert Sayer: Two hundred and six perspective views uit 1753 en een aanvulling hierop uit 1755: New perspective views printed on half a sheet of imperial paper... (afb. 1). Met behulp van de catalogus kan de gebruiker, door een selectie te maken, een ‘voyage imaginaire’ samenstellen langs favoriete steden. De ‘Temple of Peace’ (afb. 2) is één van zijn duurste prenten (gekleurd: 1 pond en 5 shilling). De meeste Londense prenten hebben het ‘Europese standaardformaat’ van ca. 30 bij 45 cm. Dit bevorderde waarschijnlijk de internationale verkoop van opticaprenten en werd al spoedig algemeen. De belangrijkste uitgevers van opticaprenten publiceerden catalogi waarin elke prent beschreven is:
Daarnaast komen in de verzameling van het Rijksprentenkabinet nog de volgende namen voor:
Op verschillende ‘perspective views’ komen de namen van twee of drie uitgevers voor, bijvoorbeeld Sayer & Ardell, Overton & Sayer, Sayer & Boydell, Sayer & Bodell & Overton en ook Sayer & Bennett. Ook tussen uitgevers in Parijs en Londen zijn afspraken bekend over | |||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||
het gebruik van elkaars afbeeldingen. Een opticaprent van Wilkinson & Bowles werd in Parijs door Chéreau gecopieerd met het volgende opschrift: ‘L'Hopital des Enfants à Londres. A Paris chez J. Chéreau (...) Published according to Act of Parliament 4 may 1756’. In een artikel over catalogi van Britse prentuitgevers schrijft Griffiths (1984) dat uitgevers waarschijnlijk stapels eigen prenten ruilden met exemplaren van andere uitgevers, om zo het risico te spreiden en het aanbod te vergroten. Het Rijksprentenkabinet bezit (inclusief de schenking van Jkvr. Six) ruim 110 verschillende Londense opticaprenten. 83 daarvan zijn terug te vinden in de Sayer-catalogus Two hundred and six perspective views en 13 in New perspective views..., die in totaal 14 nummers bevat. Daarnaast zijn er van de uitgever John Tinney 12 gezichten op Franse kastelen. In de onderschriften worden soms namen van graveurs genoemd: I.S. Müller(12 keer), N. Parr (11 keer) en T. Bowles (9 keer). De graveurs werkten naar prenten, naar schilderijen of naar tekeningen. Op een aantal bladen zijn de volgende ontwerpers genoemd: Canaletto (15 keer), P. van Rijne, die de Nederlandse onderwerpen deed (10 keer), I. Maurer (4 keer) en Chatelin (4 keer). Bowles staat 5 keer genoemd als tekenaar én graveur. Hij gaf zelf ook prenten uit. Een aantal prenten heeft een Franse tekst in spiegelbeeld bovenaan. Deze bladen zijn steeds van inferieure kwaliteit en ook slordig ingekleurd. Misschien zijn ze in Parijs of Bassano gemaakt naar de Londense voorbeelden. In het Rijksprentenkabinet bevindt zich een aantal opticaprenten geschikt gemaakt voor de piramidevormige optica. Deze bladen zijn ter bescherming op karton geplakt. De tekst onderaan werd afgeknipt en op de achterzijde geplakt. Daarna werd met zwarte inkt een kader aangebracht, zodat alleen de afbeelding zichtbaar bleef. | |||||||||||
Opticaprenten uit ParijsIn Parijs werden aanzienlijke aantallen verschillende opticaprenten gedrukt in grote oplagen. Deze exemplaren zijn in het algemeen van mindere kwaliteit dan de Londense. Ook het inkleuren gebeurt minder zorgvuldig dan bij de Londense prenten gebruikelijk was. De belangrijkste Parijse uitgevers van opticaprenten zijn volgens V. Léry (1977), die een proefschrift over opticaprenten heeft geschreven, Chéreau, Daumont en Basset. Elsner von Gronow
1. Titelpagina van de fondscatalogus met opticaprenten van Robert Sayer, Londen 1753.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam (inv. ob. doc. 1980: 62). | |||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||
(1923) schrijft dat zij respectievelijk tenminste 174, 86 en 100 verschillende opticaprenten hebben uitgegeven. Tot de minder grote behoren volgens Léry de uitgevers Mondhare, Lachaussée, de familie Huquier en Maillet. De uitgevers hadden hun werkplaatsen in of bij de rue Saint Jacques. De uitgever en graveur Rigaud bracht ten tijde van het ancien régime een serie over de Franse kastelen uit. Daumont publiceerde een gezicht op de westelijke gevel van het Louvre. Hoewel dit gezicht voor het bereiken van een redelijk perspectief ongeschikt is, heeft de graveur toch een illusie van diepte bereikt door de geometische tuinaanleg weer te geven vanaf een hoog gezichtspunt, in lineair perspectief en met een centraal verdwijnpunt. Meestal wordt op een opticaprent de naam van de uitgever en de plaats gedrukt, maar de naam van de ontwerper komt er zelden op voor. De ‘vues’ werden gewoonlijk ook niet gedateerd. Volgens Léry verwisselden de drukplaten nogal eens van eigenaar. De productie, die in Parijs aanzienlijk moet zijn geweest, daalde na 1790. Enkelen zoals Basset gaven echter nog in 1840 opticaprenten uit. | |||||||||||
Opticaprenten uit BassanoIn de Italiaanse stad Bassano groeide het familiebedrijf Remondini in de tweede helft van de achttiende eeuw uit tot een belangrijk productiecentrum van gedrukte afbeeldingen (waaronder opticaprenten). Guiseppe Remondini beschikte voor de afzet over een uitgebreid verkoopapparaat in vele Europese landen. Om op het gebied van opticaprenten te kunnen concurreren liet hij Augsburgse, Parijse en misschien ook Londense prenten namaken en gaf ze dan zelf uit. In Augsburg spande men in 1766 een proces aan tegen de vervalser Remondini, en liet men een partij door hem uitgegeven prenten in beslag nemen. Dat weerhield het familiebedrijf Remondini er echter niet van deze prenten te blijven uitgeven. Tussen 1772 en 1817 gaf Remondini een aantal catalogi uit waarin de verschillende soorten prenten opgesomd worden: prentjes van religieuze aard, landkaarten en populaire voorstellingen, waaronder opticaprenten. Het aantal verschillende opticaprenten bedroeg in 1772 zo'n 100 stuks,
2. De ‘Temple of Peace’ door I.S. Müller naar G.P. Bannini. Opticaprent uitgegeven door Robert Sayer, Henry Overton en T. Bowles, London, nr. 1.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam. | |||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||
in 1784 circa 200 stuks en in 1817 bijna 300, waarvan 200 gezichten op Italiaanse steden. Remondini zette geen naam van de uitgeverij op de opticaprenten, alleen linksonder een code van cijfers en letters. Het opschrift is meestal tweetalig. | |||||||||||
Opticaprenten uit AugsburgAugsburg is vanouds een belangrijk centrum van uitgeverijen van prenten, boeken en kaarten. Voor Nederland zijn de Augsburgse opticaprenten van het grootste belang, omdat er hier zoveel van verkocht werden en aangezien er series met gezichten van Nederlandse steden werden uitgegeven. De bloeiperiode van deze opticaprenten lag tussen ca. 1770, toen een deel van de markt werd veroverd op de Parijse en Londense concurrenten, en ca. 1790, toen de productie in alle vier de steden inzakte. De kwaliteit van de opticaprenten uit Augsburg is over het algemeen matig. Regelmatig worden de afbeeldingen gecopieerd van bestaande prenten, of zelfs van andere opticaprenten. Een goed voorbeeld is de prent van het Louvre die de uitgever G.B. Probst uitgaf en die rechtstreeks is gecopieerd naar de hiervoor besproken opticaprent uit Parijs. De Augsburgse graveur volgt de architectuur van het Parijse voorbeeld nauwkeurig, maar geeft de tuin naar eigen smaak weer. Bij het copiëren van andere prenten worden soms totaal verkeerde opschriften vermeld, vermoedelijk uit onwetendheid of slordigheid. Zo laat een opticaprent van G.B. Probst met het opschrift ‘Prospect bey der Kettel Port zu Delft’ (genummerd 239) een geheel andere stad zien. Bij een Franse opticaprent, een copie naar een ets van Claude Lorrain (afb. 4), heeft de uitgever het nog bonter gemaakt door een haven in een berglandschap te laten zien met als titel ‘De schepen in de haven van Rotterdam’ (afb. 3). De kwaliteit van het inkleuren bij de Augsburgse opticaprenten is over het algemeen matig: slordige klodders rood voor de daken en de kleding, wat vegen groen bij de bomen en wat bruin in het water. Er is geen sprake van vloeiende overgangen of van nauwkeurig inkleuren zoals bij de Engelse prenten.
3. Schepen In de haven van ‘Rotterdam’. Deze opticaprent is gemaakt naar de ets (afb. 4) of een schilderij van Claude Lorrain. F. Basan excud.; uitgave Daumont.
Atlas van Stolk, Rotterdam. | |||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||
Wolfgang Seitz uit Augsburg verzamelt op grote schaal gegevens over opticaprenten en stadsgezichtenGa naar voetnoot1. In een voorlopige inventarisatie van de Augsburgse opticaprenten en stadsgezichten noemt hij de belangrijkste uitgevers: Georg Balthasar Probst (1732-1801). Deze was graveur en uitgever van tenminste 340 prenten, met opschriften in vier talen. De Kaiserliche Franziskische Akademie (Académie impériale), actief tussen 1755 en 1779. Deze instelling was een prentuitgeverij, waar tenminste 520 opticaprenten werden uitgegeven met opschriften in twee talen. Bovendien staat er steeds de volgende tekst op: Se vend à Augsbourg au Negoce commun de l'Academie Imperiale d'Empire des Arts libereaux avec Privilege de sa Majesté Imperiale et avec Defense ni d'en faire ni de vendre les Copies. Josef Carmine (1770- c. 1830) en Dominikus Fietta (actief 1788-1807). Beiden waren graveur en uitgever en hebben resp. 150 en 40 prenten met een drietalig opschrift uitgegeven, volgens Seitz in een ‘Primitive Gestaltung’. De veeltalige opschriften maakten de prenten internationaal beter verhandelbaar dan die van de Londense en de Parijse concurrenten. Op de opticaprenten van Probst staan onder de titel nog de volgende afkortingen: ‘Del[ineavit]’: tekende het; ‘sculps[it]’: graveerde het, of etste het. ‘Cum Gratia et Privilegio Sac[rae] Caes[aris] Maiestatis’: Toestemming verleend door de Heilige keizerlijke majesteit (van het Heilige Roomse rijk der Duitse natie). ‘Excud[it] A[ugusta] V[indelica]’: gaf het uit in Augsburg. ‘Med[ian]: Fol[io] 66’: een folioformaat van 46 cm breed, gevolgd door een serienummer, bijvoorbeeld 66. Een ander nummer, rechtsboven is het volgnummer van de prent. | |||||||||||
Opticaprenten uit andere stedenIn Nederland maakte Hendrik Scheurleer uit Den Haag (1734-1768) een serie van 30 prenten, formaat 30 × 42 cm, met gezichten op dorpen en steden in Holland, zoals bijvoorbeeld zijn serie van Den Haag. Een van Scheurleers etsplaten, het Huis ten Bosch in 's-Gravenhage, is terechtgekomen bij de uitgever Robert Sayer in Londen, die zijn naam in de plaats van die van Scheurleer zette, (zie de Sayer-catalogus van 1755). Afdrukken van beide versies zijn in het Rijksprentenkabinet aanwezig.
4. Claude Lorrain, ‘Le port de mer àu fanal’. Naar deze prent of naar een schilderij met dezelfde voorstelling is de opticaprent (afb. 3) gemaakt. Ets, 137 × 194 mm.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam. | |||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||
Tekenaars voor Augsburgse uitgeversOp de meeste Augsburgse opticaprenten staat geen tekenaar (‘del’) vermeld. Men kan aannemen, dat de voorstelling dan gecopieerd is naar een bestaande prent, zonder vemelding van die bron. Van een aantal tekenaars is bekend dat zij een vaste samenwerking met Augsburgse uitgevers hadden. De eerste is de Duitser F.B. Werner (1690-1776) die in de jaren 1727 tot 1736 door Europa reisde en voor de uitgevers profielen van steden en gebouwen tekende. Hij reisde in 1729 door Nederland, waar hij omstreeks 12 augustus van dat jaar de Nieuwe Kerk in Delft tekende. Volgens A. MarschGa naar voetnoot1. werkte hij tegelijkertijd voor verschillende Augsburgse uitgevers. De schetsen die hij overdag maakte, werkte hij uit tot tekeningen op het formaat van de uiteindelijke prent. Dat gebeurde meestal 'savonds in de herberg. Ook in de wintermaanden werkte hij zijn schetsen uit, aangezien het weer het niet toeliet erop uit te trekken. Een tweede tekenaar is de Delftenaar Isaac van Haastert (1753-1834). Drie tekeningen in het Rijksprentenkabinet die vermoedelijk van zijn hand zijn, blijken ontwerpen voor opticaprenten te zijn. Op de eerste tekening (afb, 5) zien we het ‘Zuideinde te Delft’ met rechts de Rotterdamse poort en in het midden de Schiedamse poort. Op de tweede tekening (afb. 6) is het (wapen-) ‘Magazijn de Geer’ afgebeeld, beter bekend als het Armamentarium. Op afb. 5 staat dit gebouw net achter de middelste poort. Een derde tekening (hier niet gereproduceerd) toont de Haagpoort aan de uitvalsweg naar Den Haag. De drie tekeningen vormen duidelijk een serie. Het papier, ongeveer gelijk van formaat (ca. 30 × 40 cm), is op dezelfde manier gevouwen en heeft hetzelfde watermerk. De bladen zijn gezien de stijl, het materiaalgebruik, de onderwerpen en de opschriften stellig door één kunstenaar gemaakt. De opschriften zijn eigenaardig, omdat de titels middenonder én middenboven staan, zoals bij opticaprenten gebruikelijk is. Rechtsonder staan de niet afgemaakte woorden ‘Jchi’ en ‘Achi’(?), waarvan de betekenis niet bekend is. In het gemeentearchief te Delft bevindt zich een opticaprent (afb. 7) die dezelfde voorsteling heeft als de tekening
5. Vermoedelijke ontwerptekening (voor een onbekende opticaprent) van de achttiende-eeuwse Delftse kunstenaar Isaac van Haastert van het Zuideinde te Delft met de Schiedamse en Rotterdamse poort. Potlood, pen en penseel 305 × 424 mm.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam | |||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||
van het magazijn De Geer (afb. 6). Omdat de prent van de uitgever Probst zoals gebruikelijk ruim is voorzien van gegevens, lijkt het aannemelijk dat de maker van de tekeningen de lokale Delftse kunstenaar Isaac van Haastert is. Volgens de handboeken was hij in zijn tijd een van de weinige beroepskunstenaars in Delft en omstreeks 1790 enige tijd ‘hooftman’ van het St. Lucasgilde. Hij was schilder, etser en graveur van stads- en dorpsgezichten en later ook van landschappen. Werk van hem wordt bewaard in het gemeentearchief en in het stedelijk museum Het Prinsenhof, onder andere series van de Delftse stadspoorten, uitgevoerd in verschillende technieken. De drie tekeningen doen wat steriel en schematisch aan omdat de tekenaar zijn krijtschets heel precies met bruine inkt heeft overgetrokken. Veranderingen in zijn oorspronkelijke plan zijn alleen zichtbaar in de paarden op tekening één (afb. 5). Op de bladen twee en drie zijn de horizontale lijnen in de gevels opgewerkt om de dieptewerking te benadrukken, terwijl op tekening één de positie van de schepen, de masten en de kade aan het perspectief bijdragen. Een vergelijking van tekening (afb. 6) en opticaprent (afb. 7) laat duidelijk overeenkomsten zien. Er zijn enige verschillen op de voorgrond en uiterst links en rechts. Verder heeft het Armamentarium in werkelijkheid één etage meer dan prent en tekening laten zien. Van Haastert had een meer dan incidentele band met Probst. Veel andere opticaprenten van Delft en plaatsen in de omgeving, zoals Den Haag en Schiedam dragen de naam I. van Haastert. Ook in een serie topografische prenten van kleiner formaat hebben Van Haastert en Probst samengewerkt. | |||||||||||
Populariteit van de opticaprent in NederlandZoals in deel I van dit artikel werd beschreven is het aannemelijk dat de optica in Nederland werd aangeschaft door de gegoede burgerij. Lering en vermaak gingen samen met een relatief lage prijs. Door de opticaprenten kon de gebruiker een blik op de wereld werpen en tientallen steden en bezienswaardigheden aanschouwen zonder een vermoeiende en kostbare reis te moeten maken. Later werd de optica ook een kermisvermaak. Het is op dit moment niet goed mogelijk redenen aan te geven voor het verval van de populariteit van de opticaprent na 1790. De ‘steroscoop-foto’, die na ca. 1850 op de markt kwam, heeft door de veel betere dieptewerking de optica geheel verdrongen. Toch zijn opticaprenten voor verzamelaars erg interessant, omdat ze nog ruimschoots te koop zijn en omdat de prijzen sterk uiteenlopen, van minder dan f 100,- tot ruim f 1500,-. De afgelopen jaren werden opticaprenten weer regelmatig te koop aangeboden op Nederlandse veilingen. Ook enkele musea verwierven interessante collecties prenten en in een enkel geval ook een optica. De kennis over deze materie is echter gering. In de twee artikelen in De Boekenwereld is een poging gedaan, met gebruikmaking van de gegevens van thans lopende onderzoeken, wat meer duidelijkheid te geven over deze eens zo populaire prenten. | |||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||
6. Vermoedelijke ontwerptekening (voor opticaprent, zie afb. 7) van de achttiende-eeuwse Delftse kunstenaar Isaac van Haastert van het Magazijn de Geer, de opslagplaats voor wapens in Delft. Potlood, pen en penseel 276 × 363 mm.
Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
7. Het Magazijn de Geer te Delft door I.L. Stelzer naar een tekening van I. van Haastert. Opticaprent, uitgegeven door G.B. Probst, Augsburg; r.b.: 266; l.o.: Med. Fol. no. 66.
Gemeentelijke Archiefdienst Delft | |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
Literatuur
| |||||||||||
ErratumCorrectie op het schema van de prijzen in deel 1 van dit artikel (De Boekenwereld nr 2, blz. 11). Het Engelse pond werd verdeeld in 20 (en niet in 12) shillings. Daarom was de tegenwaarde van 1 shilling omstreeks 1770 niet 1 gulden maar ca. 60 cent. |
|