Herinneringen van een bibliothecaris
H. de la Fontaine Verwey
De zee-atlas
Oudere stamgasten in de boekenwereld zullen zich ongetwijfeld G. Theod. Bom herinneren, welbekend als makelaar en veilinghouder. Deze kleine, bewegelijke man met een groot hoofd en expressieve gebaren, altijd even opgewonden, was de laatste vertegenwoordiger van een Amsterdamse dynastie van boekhandelaren en auctionarissen. De veilingen, die hij in zijn lokaal in de Kerkstraat hield, vormden een vast nummer in de folklore van het antiquariaat. Soms waren zij toonbeelden van wanorde en kregen het karakter van een publieke vermakelijkheid. Door de slordige catalogisering en de onduidelijke nummering van de kavels ontstonden er voortdurend misverstanden en de toewijzingen van de heftig gesticulerende veilingmeester werden dikwijls betwist. Levendig herinner ik mij hoe twee verbolgen bieders met elkaar op de vuist gingen en al vechtend door de zaal rolden.
In de rommelige jaren na de bevrijding kreeg ik eens bezoek van Bom, die nog geagiteerder leek dan hij gewoonlijk al was. Hij voerde een grote zee-atlas mee en vertelde me het volgende verhaal. De zee-atlas - de uiterst zeldzame van Hendrick Doncker van 1688 - was voor de volgende veiling ingezonden als persoonlijk eigendom door de directeur van een Amsterdamse wetenschappelijke instelling. Bij de collatie van de atlas had Bom gevonden, dat deze op geheime plaatsen gestempeld was; dat wil zeggen op de dichtgevouwen keerzijden van de bewegelijke figuren, die de hemellichamen voorstelden, waren stempels aangebracht met de naam van de wetenschappelijke instelling. Na zijn ontdekking was Bom naar die instelling gegaan, maar de directeur wilde hem niet ontvangen. Wat moest hij nu doen: de atlas niet veilen en terugzenden aan de inzender, óf doen of hij niet beter wist en toch veilen?
Door dit verhaal was ik volkomen verbluft. De directeur waarom het ging, kende ik goed. Hij was een van de meest rechtschapen en onbaatzuchtige mensen die ik ooit ontmoet heb. Ik zei tegen Bom: ‘Deze zaak is absurd. Ik zal op staande voet de directeur opbellen en naar hem toegaan’. Ik pakte de telefoon en maakte een afspraak met de directeur, die wij Dr A. zullen noemen. Toen Bom de naam hoorde, sprong hij op en zei: ‘Ik vergis me, niet de directeur is de inzender, maar de adjunctdirecteur’. Binnen een kwartier was ik bij Dr A. Hij was hevig verontwaardigd over Boms optreden. Volgens hem moest de atlas, die niet gecatalogiseerd was, lang geleden bij een reorganisatie als oud papier weggedaan zijn. Dat de adjunct, die wij Mr B. zullen noemen, er iets mee te maken kon hebben, wees hij van de hand. Ik legde hem uit dat ik mij niet met de zaak bemoeien wilde, hem alleen maar kwam waarschuwen en vertrok.
De volgende dag kreeg ik geheel onverwacht bezoek van de adjunct, Mr B. Hem had ik nooit ontmoet; het enige wat ik van hem wist was, dat hij een spilzieke vrouw had. Mr B. vertelde mij, dat hij eindelijk eens kennis kwam maken en zette een boom op over een liefhebberij die wij beiden gemeen hadden: verzamelen van oude boekbanden. Bij zijn vertrek zei hij in de deuropening, heel nonchalant: ‘O ja, die atlas! Die heb ik jaren geleden ergens gevonden, ik geloof aan de Oudemanhuispoort’.
Enkele dagen later had de veiling plaats, waarin de atlas tòch opgenomen was. Deze druk van Donckers zee-atlas ontbrak in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam - moesten wij er op bieden? Ik meende van wel omdat, als de ub de koopster werd, deze unieke atlas in stedelijk bezit zou blijven. Op de veiling verscheen echter de grote particuliere verzamelaar, die in deze jaren uit schijnbaar onbeperkte middelen de kostbaarste stukken kocht. Zo werd de zee-atlas voor een zeer hoge prijs eigendom van deze verzamelaar, die wij Mr C. zullen noemen. Hiermee leek de zaak, die Bom en mij zo opgewonden had, afgedaan.