De Boekenwereld. Jaargang 1
(1984-1985)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
1. Henry Spencer Ashbee (1834-1900) bracht een groot deel van zijn leven door met reizen, boeken verzamelen en het samenstellen van zijn bibliografie van pornografische boeken. Een door J.A. Chauvet geëtst frontispice van zijn Index librorum prohibitorum met de namen van de belangrijkste auteurs en illustratoren van pornografische boeken.
Koninklijke bibliotheek, Den Haag. | |
[pagina 9]
| |
Pornografie in de zeventiende eeuw
| |
[pagina 10]
| |
Elseviers voor een boek verantwoordelijk waren. Vaak zaten inderdaad Nederlanders, die nu eenmaal minder met overheidsoptreden geconfronteerd werden dan hun collega's in bijvoorbeeld Frankrijk, achter pornografische uitgaven. Om die reden was ‘Leiden’ een regelmatig vermelde plaats van uitgave naast fantasienamen als ‘Freetown’, ‘au Vatican’ of, suggestief, ‘Foutropolis’. Ook titels konden misleiden. Wie zou achter The toast een achttiendeeeuws pornografisch verhaal verwachten? In titels zitten bepaalde stereotypen: scholen (Alcibiade fanciullo a scola uit 1652 en l'Ecole des filles uit 1655 als toen bekende voorbeelden) en memoires (Memoires of a woman of pleasure, beter bekend als Fanny Hill uit 1749, waarschijnlijk een trendsetter) waren in de zeventiende en achttiende eeuw blijkbaar evenzeer kentekenen voor pornografische lectuur als alpenweiden thans voor bepaalde films. Om niet de aandacht van politie-autoriteiten te trekken werden als verdacht of verboden bekend staande boeken regelmatig onder andere titels uitgebracht. Het rond 1660 in het Latijn verschenen pornografische boek Aloisia Sigaea werd in verschillende uitgaven en vertalingen op de markt gebracht onder andere onder de titels l'Académie des dames, The schoole of love, A dialogue between a married lady and a maid en Die Frauenzimmerschule. Soms werd de titel van een als gewaagd bekend staand werk geleend als trekpleister voor een boek van geheel andere inhoud. Het pornografische l'Ecole des filles kent volgens verschillende bibliografische opgaven twee Nederlandse vertalingen waarvan er echter één l'Ecole des filles ofte schoole voor de jonge dochters uit ongeveer 1656 moet afvallen. Het betreft hier een zoetsappige dialoog tussen moeder en dochter over vroomheid en wellevendheid en is de vertaling van een dergelijke Franse anti-Ecole des filles waar door bibliografen voor wordt gewaarschuwd. De oplagen van pornografische boeken waren klein. Van veel boeken zijn ons alleen de titels bekend of zijn slechts enkele exemplaren bewaard gebleven. Tot voor 10 tot 15 jaar was het daarbij niet altijd eenvoudig om tot de pornografische collecties van bibliotheken door te dringen; speciaal beargumenteerde verzoeken moesten daartoe worden ingediend. De grootste collecties bevinden zich in het Institute of Sex Research in Indiana (het vroegere instituut van de bekende Amerikaanse onderzoeker Kinsey), The British Library en de Bibliothèque Nationale te Parijs. De bibliotheek van het British Museum aanvaardde een schenking van de in 1900 overleden collectioneur, bibliograaf en waarschijnlijk pornograaf (My secret life) Henry Spencer Ashbee overigens alleen maar, omdat Ashbee in een legaat aan schenking van zijn unieke verzameling uitgaven en vertalingen van Don Quichotte de voorwaarde van overname van de pornografische collectie had verbonden. Hulpmiddelen bij het onderzoek naar pornografische literatuur in het verleden ontbreken nietGa naar voetnoot1.. Er bestaat een aantal grote bibliografieën, verschenen aan het eind van de negentiende en begin twintigste eeuw. In vier verschillende uitgaven publiceerde de Franse uitgever van pornografie Jules Gay zijn Bibliografie des ouvrages relatifs à l'amour, aux femmes, au mariage, gewijd aan vooral Franse en Italiaanse boeken. De bovengenoemde Henry Spencer Ashbee verzorgde onder het pseudoniem Pisanus Fraxi in drie delen met verschillende titels (het eerste deel gaf met de titel Index librorum prohibitorum een knipoog naar de rooms-katholieke Index) een bibliografie van alle (vooral negentiende-eeuwse) pornografische boeken die door zijn handen waren gegaan. Deze bibliografie is door de paginaindeling en de verschillende lettertypes in verschillende kleuren op zichzelf al een curiositeit. Duitsland kent zijn Bibliotheca Germanorum erotica. Tot slot wordt genoemd de door onder andere Guillaume Apollinaire vervaardigde bibliografie uit 1913 van l'Enfer de la Bibliothèque Nationale, de ‘hel’, de fameuze afdeling verboden (grotendeels pornografische) lectuur. In 1964 verscheen van de hand van T.J. Deakin onder de titel Catalogi librorum eroticum, a critical bibliography of erotic bibliographies and book-catalogues een overzicht van bibliografieën van erotische literatuur. Gemakkelijk zijn deze hulpmiddelen niet te hanteren. Die van Gay bijvoorbeeld bevat op nogal kritiekloze wijze werken van velerlei aard, de titel geeft dat al aan. Het aantal vergissingen is in veel van deze bibliografieën legio, overigens vaak vergeeflijk. Het gemakkelijkst in het gebruik zijn de bibliografieën van Ashbee en het Enfer door hun uitvoerige annotatie. Een paar boeken staan de geïnteresseerde ter beschikking die het predicaat ‘handboek’ | |
[pagina 11]
| |
min of meer verdienen. Het zijn de in de jaren twintig en dertig verschenen Sittengeschichten. Het belangrijkste voor ons onderwerp zijn wel twee door P. Englisch geschreven boeken: Geschichte der erotische Literatur uit 1927 met vooral aandacht voor Duitsland en Frankrijk en Irrgarten der Erotik uit 1931 met een schat aan gegevens over bepaalde verzamelaars en uitgevers. Ook de over afzonderlijke landen verschenen Sittengeschichten bevatten informatie: Nederland heeft zo zijn Beschavings- en zedengeschiedenis van Nederland van H. Lewandowski uit 1933. Nadien is ondanks de het laatste decennium toegenomen belangstelling voor de geschiedenis van de seksualiteit niet veel verschenen dat de moeite van het noemen waard is. Uitzonderingen betreffen The horn book van G. Legman en The other Victorians van Steven MarcusGa naar voetnoot2..
Wanneer we over pornografie spreken is het van belang te weten wat eronder te verstaan. We beperken ons hier tot proza. De Sittengeschichten hebben een bijdrage tot definiëring van pornografisch proza geleverd. In de jaren zestig van deze eeuw is veel over de definiëring te doen geweest toen een uitbarsting van pornografische lectuur de overheid voor de vraag stelde hoe de bestaande wetgeving inzake het verbod in geschrifte aanstoot te geven aan de eerbaarheid te interpreteren. Door veel auteurs is gepoogd rechters een instrumentarium in handen te geven waarmee het mogelijk zou zijn erotische romans zoals D.H. Lawrence's Lady Chatterley's lover van pornografie te onderscheiden. Men kan twee soorten definities onderscheiden: definities met en definities zonder culturele dimensieGa naar voetnoot3.. Als voorbeeld van het eerste soort definitie citeer ik de bovengenoemde P. Englisch: Obszön [voor hem een algemeen begrip waar ook pornografie onder valt] ist alles was in bewussten Gegensatz zur herrschenden Moral zum Zwecke der physiologischen Reizung der Geschlechtsnerven verfasst und diesen Zweck zu erfüllen geeignet ist. Centraal staat bij hem de heersende moraal. Vaak zal het moeilijk of zelfs onmogelijk zijn te bepalen wat ‘de’ heersende moraal in een tijd was, er kunnen meerdere gedragsnormen naast elkaar bestaan. Beperking van de ‘heersende moraal’ tot de moraal van de ‘heersende klasse’, tot uiting komend in bijvoorbeeld censuurbeleid, is waarschijnlijk de consequentie van deze benadering, maar daarmee trekt men de grenzen wel erg nauw. Moraal is daarbij aan veranderingen onderhevig. Het ene tijdperk is in dit opzicht het andere tijdperk niet. En wat te doen met het doel tot zinnelijke prikkeling in de definitie van Englisch? Welke schrijver legt in zijn werk een geloofsbelijdenis af over zijn precieze bedoelingen? Ook het geschikt zijn tot zinnelijke prikkeling is een uiterst moeilijk te hanteren begrip. Aan het eind van de negentiende eeuw werden de Decamerone van Boccaccio en Gargantua en Pantagruel van Rabelais door velen juist om die reden als een bedreiging voor de jeugd beschouwd. De cultuurbepaalde definitie van Englisch (en anderen) levert, als men hem al weet te hanteren, een per samenleving en tijd grote verscheidenheid aan literatuur op. Het is uiteraard interessant te weten wat in een tijd als ‘obsceen’ (in de zeventiende en achttiende eeuw een internationale term voor ‘aanstootgevend’) werd beschouwd maar het brengt ons niet verder in een omschrijving van pornografie waarmee door de tijd heen vergeleken kan worden en die een onderscheidend vermogen heeft ten opzichte van andere letterkundige producten. Valt pornografie dan wel af te zonderen? Verdedigers van het tweede soort definitie menen dat dit inderdaad het geval is. Het is de Amerikaanse letterkundige Steven Marcus die in zijn al genoemde The other Victorians de stelling betrekt dat formeel-letterkundige criteria in staat stellen pornografie van andere fictie te onderscheiden. Marcus poogt een ‘ideaaltype’ van pornografie te formuleren dat hij ‘pornotopia’ (porno-utopia, nergensland) noemt. Kenmerkend voor pomotopia is: het verhaal is niet plaatsgebonden, het zou zich overal kunnen afspelen; het begrip ‘tijd’ speelt geen rol, een bepaalde tijdsontwikkeling ontbreekt. To the question “What time is it in pornotopia?” one is tempted to answer, “It is always bed time” for that is in a literal sense true; natuur heeft geen afzonderlijk bestaan; If a tree or a bush is represented as existing, the one purpose of its existence is as a place tot copulate under or behind, menselijke relaties komen alleen in de specifieke zin van relaties tussen menselijke lichamen voor. Pornografie valt volgens Marcus op grond van deze kenmerken eenvoudig te onderscheiden van andere literatuur. Een roman | |
[pagina 12]
| |
kent een duidelijke ontwikkeling in zijn thema, hij speelt zich ook echt ergens af en relaties tussen mensen of de ontwikkeling van enkele individuen met hun ideeën, gevoelens en motieven zijn van groot belang. Aan de formeel-letterkundige criteria die voor elk pornografisch geschrift in elke tijd zouden moeten gelden kan men ter herkenning nog een aantal meer inhoudelijke criteria toevoegen. Het echtpaar Kronhausen noemt in hun boek Wat is pornografie (oorspronkelijke titel Pornography and the law) als zodanig o.a. de toegeeflijke verleidende ouderfiguur, ontmaagding, voyeurisme, bloedschande, seksuele overprikkeldheid bij mannen en flagellantisme. Met deze combinatie van formeel-letterkundige en inhoudelijke criteria wordt het verschijnsel pornografie tamelijk goed bestreken. Met nadruk wordt er overigens nog op gewezen dat met deze typering niet gezegd wordt dat andere literatuur dan pornografie niet als seksueel prikkelend ervaren kan worden of dat pornografie per definitie seksueel prikkelend is. Er is hier alleen gepoogd voor een bepaald genre literatuur een objectieve omschrijving te geven.
Op grond van de gegeven typering komen in eerste instantie vier zeventiende-eeuwse boeken voor het predicaat ‘pornografie’ in aanmerking of beter gezegd: staan als zodanig bekend, want zeer uitvoerig is het onderzoek nog niet geweest. Op dit moment is de veronderstelling gewettigd dat het hier om de eerste pornografische boeken gaat die wij in de westerse cultuur kennen. Deze vier zijn: La puttana errante (de dwalende hoer), waarschijnlijk voor het eerst in 1650 gedrukt; Alcibiade fanciullo a scola (de jongen Alcibiades op school) van 1652; l'Ecole des filles uit 1655 en Aloisia Sigaea uit ca. 1660Ga naar voetnoot4.. De vier boeken zijn alle tussen 1650 en ca. 1660 verschenen (wel bestonden de twee eerstgenoemde boeken al langer in manuscript). Ze hebben meer gemeen. Bij alle vier wordt, of op de titelpagina (Alcibiade fanciullo a scola; l'Ecole des filles; La puttana errante) of in de tekst (Aloisia Sigaea) naar Pietro Aretino verwezen. Hij is lange tijd voor de auteur gehouden van La puttana errante. Bij alle vier is de dialoog de gebruikte stijl vorm. L'Ecole des filles en Aloisia Sigaea zijn in Frankrijk uitgegeven, Alcibiade fanciullo a scola misschien (plaats van uitgave op de titelpagina is Oranges), La puttana errante is waarschijnlijk voor het eerst in Nederland gedrukt. Bij de inhoud van deze boeken zullen we iets langer stilstaan. Gemeen hebben ze uiteraard een seksueel thema. Het meest apart staat Alcibiade fanciullo a scola, een filosofische en tevens aanschouwelijke verdediging van homoseksualiteit van de hand van Antonio Rocco (1586-1652), schrijver van enkele boeken over Aristotelische filosofie en docent aan de universiteit van Venetië. In het boek weerlegt de docent (Socrates, hoewel niet met name genoemd) met filosofische argumentatie de van traditionele (godsdienstige) moraal getuigende bezwaren van Alcibiades tegen homoseksualiteit. Alcibiades wordt tenslotte overtuigd. Het vooral betogende karakter van dit thans zeer zeldzame boekje doet het niet echt passen in de hierboven behandelde typering van pornografie. Door het homoseksuele karakter staat het ook wat los van de drie andere boeken die meer voldoen aan de typering van pornografie, | |
[pagina 13]
| |
La puttana errante via een soms nogal opsommend verslag van 32 paringsmogelijkheden, minder dan L'Ecole des filles en Aloisia Sigaea. In de twee laatstgenoemde boeken wordt de lezer een aaneenschakeling van seksuele gemeenschappen voorgeschoteld in alle mogelijke en onmogelijke variaties. Eerdergenoemde inhoudelijke thema's zoals ontmaagding, geselingen, voyeuristische scènes komen vooral in Aloisia Sigaea voor. Mannen zijn voortdurend potent en weten de als lustobject afgeschilderde vrouwen tot alles te krijgen, tot slot overigens steeds tot genoegen van de laatsten. Hetgeen Steven Marcus typerend voor literatuur noemde (de ontwikkeling van een thema, de relaties tussen mensen met hun ideeën, motieven en emoties) treft men in dit zeventiende-eeuws pornografisch proza niet aan. La puttana eirante, l'Ecole des filles en Aloisia Sigaea hebben de lezer (net als bij Alcibiade fanciullo a scola) echter meer te bieden dan seksuele orgieën. In alle drie worden morele vraagstukken aan de orde gesteld. Via de dialoogvorm worden de morele bezwaren en remmingen van een meestal jongere onervaren persoon door een oudere ervaren figuur ontzenuwd en wordt betoogd en in de praktijk aangetoond dat de door vele mensen beleden hoogstaande moraal en deugd een hypocriete fagade is voor een vrij seksueel leven. De pijlen worden daarbij gericht op een moraal die seksualiteit het alleenrecht van gehuwden wil laten zijn. Hierdoor hebben deze pornografische boeken een satirische en maatschappijkritische lading. We werken dit thema uit aan de hand van het boek Aloisia Sigaea. Ca. 1660 verscheen in het Latijn een boek met (in vertaling) het volgende opschrift: Sotadische satire over de geheimen van Amor en Venus door Aloisia Sigaea uit Toledo; door Aloisia in het Spaans geschreven en door Johannes Meursius in het Latijn vertaald.In het ‘Aan de lezer’ van dit boek volgde een korte toelichting. Een Spaanse hofdame uit Toledo, Aloisia Sigaea, verblijvend aan het Portugese hof in het eerste kwart van de zestiende eeuw, bekend om haar deugd en geleerdheid, stelde zich ten doel de ontucht en huichelarij die zij in haar omgeving signaleerde aan de
3, 4. Titelpagina en frontispice van Aloisia Sigaea. Thans wordt algemeen aanvaard dat Nicolaas Chorier de auteur van dit boek is geweest. Gallicismen in de Latijnse tekst verraden een Franse hand. Enkele van de op naam van Chorier uitgegeven Latijnse verzen vindt men in Aloisia Sigaea terug. Er zijn typografische overeenkomsten tussen de oudste bekende uitgave van Aloisia Sigaea en een historisch werk van Chorier, die op productie bij dezelfde drukker wijzen. Het boek is in vele talen en onder verschillende titels verschenen. Deze uitgave van 1774 is geen Leidse Elsevier-uitgave, maar verscheen in Parijs. Het frontispice vult de satirische inhoud van het boek aan: een geestelijke neemt de appel des verderfs van Venus aan. Koninklijke bibliotheek, Den Haag.
| |
[pagina 14]
| |
kaak te stellen in een poging haar hoge idealen ingang te doen vinden. Ze stelde daarom in het Spaans een aantal dialogen op die zij een ‘sotadische satire’ (een satire naar Sotades, een vrijmoedige klassieke schrijver) noemde. Het manuscript verscheen echter niet in druk, maar kwam in handen van de vermaarde Leidse hoogleraar Johannes Meursius die het bewerkte en in het Latijn vertaalde. Het Latijnse manuscript was nu gevonden en in druk uitgegeven. Dit verhaal werd door tijdgenoten al niet geloofdGa naar voetnoot5.. Aloisia Sigaea heeft inderdaad bestaan evenals Johannes Meursius (1579-1639), letter- en geschiedkundige, van 1610 tot 1620 hoogleraar te Leiden en daarna als hoogleraar werkzaam in Denemarken. Aangetoond is dat de auteur Nicolas Chorier (1609-1692) was, een jurist uit Grenoble die ook werken van juridische en historische aard en poëzie op zijn naam heeft staan. Achter de grap van het auteurschap stak zeker een bedoeling: hoe geleerd en eerzaam Aloisia Sigaea ook geweest mag zijn en hoeveel zware folianten Meursius (men lette op de gelijke klank van het Franse ‘moeurs’ en Meursius) ook geschreven mag hebben, ook zij schaamden zich er niet voor onverbloemd profane zaken op schrift te stellen. ‘Aloisia Sigaea van Meursius’, zoals het boek vaak wordt aangeduid, is een klassiek voorbeeld van pornografie geworden dat talloze malen vertaald en herdrukt is. Mythologische verwijzingen, citaten uit o.a. Ovidius en het fantasievolle taalgebruik zonder beziging van schuttingwoorden verraden een kundig schrijver. De taferelen in de eerste zes dialogen spelen zich af in Italië, de in een latere uitgave toegevoegde zevende dialoog in Spanje. De dialoogvorm tussen Octavia en Tullia stelde de auteur in staat de al eerder genoemde confrontatie tussen vrije opvattingen enerzijds en schaamte die hypocrisie blijkt te zijn anderzijds naar voren te brengen. Zonder lichamelijke liefde kan een leven niet gelukkig zijn is de boodschap van het boek. Wat mensen gewoonlijk deugd noemen, is minder karaktervastheid dan aanmatiging en is niet de uitdrukking van een zich in evenwicht bevindende geest. Daarmee lijkt het klassieke thema van evenwicht tussen lichamelijke en geestelijke liefde aangestipt te worden, maar meer dan dat is Aloisia Sigaea toch een aanschouwelijke lofzang op de lichamelijke liefde. Deze te beperken tot het huwelijk wordt afgewezen. Het door de kerk verkondigde overwicht van spirituele op fysieke liefde en beperking van seksualiteit tot het huwelijk worden in Aloisia Sigaea aangevallen.
Een aantal kwesties vraagt thans onze aandacht: de voorbeelden die er voor de schrijvers van La puttana errante, l'Ecole des filles en Aloisia Sigaea zijn geweest; de intellectuele achtergronden van deze satirische pornografie; de maatschappelijke achtergronden van dit soort pornografie. Als voorbeeld heeft zonder twijfel Pietro Aretino (1492-1566) gefungeerdGa naar voetnoot6.. Ten eerste is hij de auteur van de tussen 1534 en 1536 in twee delen verschenen Ragionamenti (Gesprekken). In de aan de klassieke oudheid ontleende dialoogvorm stelde hij op humoristische en satirische wijze de feilen op zedelijk en seksueel gebied van zijn tijdgenoten aan de kaak, hypocrisie werd door hem ontmaskerd. We gaan daar hieronder bij de intellectuele achtergronden van de pornografie verder op in. In dit verband is het van belang erop te wijzen dat de dialoogvorm van Aretino ook in de pornografische boekjes die eerder genoemd zijn de gehanteerde stijl is. Nog om een tweede reden is Aretino invloedrijk geweest. We hebben gezien hoe La puttana errante gewijd was aan een beschrijving van 32 coïtusstanden. Dit thema gaat terug op de Sonetti lussuriosi van Aretino. Deze had zestien sonnetten geschreven bij in 1524 gemaakte kopergravures naar tekeningen van evenzovele manieren om de geslachtelijke liefde te bedrijven. De oorspronkelijke tekeningen zijn geheel, de gravures bijna geheel verloren gegaan. Wel hebben deze uitbeeldingen met begeleidende tekst school gemaakt. Vanaf de zestiende eeuw wordt in erotisch getinte geschriften regelmatig melding gemaakt van de ‘postures de l'Aretin’. Van de tekeningen verschenen imitaties zoals in ons land bijvoorbeeld van de hand van de kunstenaar Romeyn de Hooghe. Het thema van de Sonetti lussuriosi werd in La puttana errante - waarin de oorspronkelijke zestien standen inmiddels tot 32 vermeerderd waren - in prozavorm gepresenteerd. Ook l'Ecole des filles kent nog iets van de opbouw van het betoog over paringsmogelijkheden. Dat Aretino's naam veelvuldig aan pornografisch werk werd verbonden, is dus te verklaren vanuit het voorbeeld (in andere vorm dan wel te verstaan) dat hij eens gegeven had. | |
[pagina 15]
| |
Voor de intellectuele achtergronden van de zeventiende-eeuwse pornografie moeten we allereerst aan de periode van de renaissance aandacht besteden. De renaissance wordt gekenmerkt door o.a. een kritische of sceptische houding tegenover traditioneel aanvaarde normen en de motieven die mensen voor hun handelen opgeven. Literair uitte deze kritische houding zich onder meer in de satire. Het was Aretino die in zijn eerder genoemde Ragionamenti de hypocrisie van zijn tijdgenoten en de moraal die zij verkondigden op seksueel gebied aan de kaak stelde. De Ragionamenti is in tweemaal drie dagen verdeeld. In de eerste drie dagen bespreken Nanna en Antonia de vraag wat Nanna's dochter Pippa later moet worden: non, getrouwde vrouw of hoer. De conclusie is dat het laatste het meest geschikt zal zijn. In de tweede drie dagen krijgt Pippa te horen hoe ze zich in haar toekomstig vak moet bekwamen. In de dialoogvorm worden norm en praktijk op humoristische wijze met veel erotische toespelingen door Aretino tegenover elkaar geplaatst. Seksueel en financieel gewin zijn de drijfveren van de mens, niet de door hen beleden moraal. Aretino's figuren zijn vergelijkbaar met de heersers die Machiavelli in zijn II principe beschrijft. Erfgenaam van deze kritische en sceptische geest uit de renaissance is het zeventiende-eeuwse libertinismeGa naar voetnoot7.. Dit libertinisme, overigens aangehangen door een kleine groep intellectuelen, uitte zich zowel op het terrein van de godsdienstige als de maatschappelijke kritiek. Wat scherp uitgedrukt staat het godsdienstig libertinisme voor het ongeloof en het maatschappelijk libertinisme voor het levensgenot. In een tijd dat geloof en maatschappelijk denken nog moeilijk te scheiden waren hangen beide soorten libertinisme nauw met elkaar samen. Het maatschappelijk libertinisme kwam aan het begin van de zeventiende eeuw - en we spreken nu vooral over Frankrijk - tot uitdrukking in poëzie die ook in de renaissance bespeelde thema's als het eigenbelang van de mens, de hypocrisie en het belang dat seksualiteit in het leven van de mens speelt tot onderwerp had. In de tweede helft van de zeventiende eeuw kreeg dit maatschappelijk libertinisme een hechtere intellectuele basis dan daarvoor. Op meer filosofische wijze werd de leer ontwikkeld dat geluk van de mens als levensdoel bereikt kon worden door het volgen van de na tuurlijke driften. De zeventiende-eeuwse pornografie die we besproken hebben, is als (extreem) onderdeel van dit libertinisme te beschouwen. Ook aan de pornografie lag de gedachte ten grondslag dat de menselijke driften beter de vrije teugel gelaten kon worden dan ze in te snoeren, een thema dat op satirische wijze werd gepresenteerd. Niet zonder reden is het pornografische boek Aloisia Sigaea wel ‘brillantly anarchistic’ genoemd. Aangetoond is overigens dat de schrijvers van Alcibiade fanciullo a scola en l'Ecole des filles behoorden tot de libertijnse kringen. Een nieuw element in het libertinisme lijkt de in pornografische boeken geuite kritiek te zijn op speciaal het huwelijk als enige plaats waarin volgens de gangbare moraal seksualiteit mocht plaatsvinden (en dan nog met mate, n.l. primair ten behoeve van de voortplanting). Ook eerder, waarbij vooral aan de Franse libertijnse poëzie uit de eerste helft van de zeventiende eeuw gedacht kan worden, waren overspel en grappen’over echtelijke ontrouw veel voorkomende thema's. Maar de kritiek op het huwelijk als instituut (hoe marginaal, dat zij toegegeven, ook in de zeventiende-eeuwse pornografie voorkomend) is een nieuw element. Ter verklaring zou ik willen wijzen op de opvattingen van Ariès en Van Ussel dat (met name in Frankrijk) in kringen van de burgerij het gezin in onze betekenis van ouders en kinderen zich juist in de tweede helft van de zeventiende eeuw ontwikkelde. Publiek- en privéleven gingen meer uit elkaar liggen en seksualiteit behoorde tot de huwelijkse privésfeerGa naar voetnoot8.. Kritiek op deze zich ontwikkelende opvattingen drukte zich in onder andere pornografie uit.
De pornografische boeken die we behandeld hebben, zijn misschien wel het eerste pornografische proza dat we kennen. Niet bepaald het laatste. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw is pornografie een bij voortduring in onze samenleving aanwezig verschijnsel. La puttana ezrante, l'Ecole des filles en Aloisia Sigaea werden aan het eind van de zeventiende, de achttiende en ook de negentiende eeuw regelmatig vertaald en herdrukt, verboden van de zijde van de overheid ten spijt. Over het algemeen schijnt het niet zeer moeilijk te zijn geweest om aan pornografie te komen. Een aardig voorbeeld wil ik de lezer niet onthouden. Op 2 mei 1668 richtte de Utrechtse predikant | |
[pagina 16]
| |
Franciscus Burmannus namens zijn kerkeraad een schrijven aan het Utrechtse stadsbestuur waarin hij zijn beklag deed dat het boek inde francoijse tale genaemt l'Ecole des filles, leerende alle ontuchtigheden en gruwelycke oncuysheden ende so men seyt alles te boven gaende, wat van sulcke vuijligheden oyt in andere landen ende in Italien selve geschreven is, in dese Stadt niet alleen hoe langer hoe meer geveylt en verkogt, maer ook (...) tot dien eynde opentlyck voor de winckels te koop gehangen (is). Zijn verzoek om maatregelen te treffen bleef onbeantwoordGa naar voetnoot9.. Waar herdrukken en verkoop op veilingen (!) en in winkels plaatsvinden, zijn ook kopers en lezers. Wie waren zij? Het klassieke voorbeeld van een zeventiende-eeuwse lezer van pornografie is de Londense hoge admiraliteitsambtenaar Samuel Pepys. Volgens zijn dagboek bezocht hij op 13 januari 1668 My bookseller, where I saw the French book which I did think to have had for my wife to translate, called l'Escholle des filles, but when I come to look in it, it was the most bawdy, lewd book that ever I saw, rather worse than Putanna errante, so that I was ashamed for reading it. Desondanks keerde Pepys op 8 februari naar de boekwinkel terug and there staid an hour, and bought the idle, rogueish book l'Escholle des filles, which I have bought in plain binding, avoiding the buying of it better bound, because I resolve, as soon as I have read it, to burn it. Op 9 februari las hij's ochtends wat: a mighty lewd book, but yet no amiss for a sober man once to read over to inform himself in the villainy of the world en diezelfde avond I to my chamber, where I did read through l'Escholle des filles, a lewd book, but what do no wrong once to read for information sake... And after I had done it I burned it, that it might not be among my books to my shame. Hoe valt het succes van de zeventiende-eeuwse pornografie te verklaren? Diegenen die hierover hebben geschreven, wijzen op een proces vanaf de zeventiende eeuw van isolering van seksualiteit van overige segmenten van het leven. Seksualiteit werd verinnerlijkt en weggedrukt uit het openbare leven. Door die repressie veranderde de wijze waarop de mens zich bewust was van seksualiteit en veranderden zijn voorkeuren en gevoeligheden. ‘Waar de maatschappij een eind gaat maken aan (de) erotiek, begint de pornografie als maatschappelijk verschijnsel’ schrijft de Nederlandse seksuoloog Van Emde Boas. Dit wordt bij uitstek als een proces beschouwd dat een professionele middenklasse betrof: de burger, geobsedeerd door deugden als beheersing, decent gedrag en verantwoordelijkheidsbesef, die pornografie als ‘ventiel’ gebruikte om de druk waar hij dagelijks onder stond te laten ontsnappenGa naar voetnoot10.. Er zit waarschijnlijk veel waars in deze redenering. Zelfs valt op deze manier het begin van de pornografie in de tweede helft van de zeventiende eeuw misschien wel te verklaren. Maar met dergelijke algemene categorieën is het verleden nooit geheel in kaart te brengen. Zo heeft pornografie wel degelijk te maken met het streven naar vrijheid, niet alleen voor de schrijvers, maar ook voor de lezers. De bibliograaf G. Legman heeft erop gewezen dat belangrijke periodes in de geschiedenis van erotische literatuur samenvielen met periodes van ineenstorting van autoritair gezag en daaraan gekoppelde repressie van seksualiteitGa naar voetnoot11.. Als voorbeelden noemt hij o.a. de tijd van de Restoratie in Engeland onder Karel II (na 1660), de jaren rond de Franse Revolutie van 1789 en de periode rond de Parijse Commune van 1871. En burgers, kan men stellen, lazen pornografie toch niet alleen als uitlaatklep voor onderdrukte seksuele driften, maar ook (al bleef het in het geheim) omdat de lectuur appelleerde aan de burgerij toch niet vreemde waarden als kritische zin en vrijheid. Zo blijft pornografie, ook in de zeventiende eeuw, een vat vol paradoxen: geschreven door libertijnen met kritiek op de burgerlijke waarden inzake huwelijk en seksualiteit en gelezen door in meerderheid niet-libertijnse burgers die er iets van de waarden waar zij voor stonden toch in herkenden. Maar past deze paradox niet goed bij de raadselen en curiositeiten rond pornografische lectuur waar wij dit artikel mee begonnen? |
|