Typische kenmerken en besluit
Wat in iedere roman (minder in de novellen) van Andres onmiddellijk opvalt, is het grote aandeel dat hij toekent aan de droom. Al zijn hoofdpersonages worden gekweld door een verward droomgezicht, waarvan bepaalde details teruggrijpen op revelerende biezonderheden die symbolen worden. Het gaat hier dus minder om een steeds weerkerend technisch middel dan wel om door de auteur als essentieel beschouwde toestand in het menselijk leven. Niet altijd is de door hem geslagen ‘brug’ tussen de akties in wakende toestand en de gebeurtenissen in de droom vrij te pleiten van gezochtheid. Al niet minder opvallend is het immer weerkerend feit dat de hoofdpersoon van ieder van zijn romans op een of andere wijze naar zijn (schuldig) verleden wordt gedreven, zonder dat dit noodzakelijk hoeft in te houden dat de lezer de getuige wordt van een zuiver kristelijk berouw. In ‘Die Reise nach Portiuncula’ bv. is de vrees door de eens door hem verleide vrouw herkend te worden in heviger mate in het hart van de man aanwezig dan welk oprecht berouw ook. Enig besef dat zijn misstap toch ook een vergrijp is geweest tegen de door God gestelde orde (en dit wel in de allereerste plaats!) komt niet bij hem op. De gelijkschakeling van talrijke kristelijke en heidense symbolen (vooral in zijn romans die de antieke Griekse wereld tot dekor hebben) werkt ook in hoge mate verwarrend. Het feit dat praktisch in ieder van zijn romans een priester optreedt, doet daar niets aan af. ‘Bruder Lucifer’ en ‘Wir sind Utopia’ niet te na gesproken, brengt geen enkel van Andres' boeken een priesterfiguur ten tonele, die ook maar in de verste verte gelijkt op ‘le curé de campagne’ van Bernanos of zelfs op de ‘whisky-priester’, de ‘averechtse heilige’ van Greene. De abbé-met-de-onmogelijke-naam in ‘Die Hochzeit der Feinde’ spreekt en
handelt niet in de eerste plaats als priester doch als een verontwaardigde broer van een vrouw, met wier dood hij zich niet kan verzoenen. En de ortodokse monniken in ‘Der Mann von Asteri’ dan? Zijn ze werkelijk meer dan een soort rekwisieten in een zonnig dekor?
Bij de aanvang van dit artikel onderlijnde ik reeds dat het onbillijk en in strijd met de waarheid zou zijn in Andres niet een groot verteller, een begaafd schepper van sfeer en ‘couleur locale’ en een peiler naar de duistere roerselen in de menselijke ziel te erkennen. Tegenover deze erkenning staat echter de al te vaak over het hoofd geziene ontstentenis van de sensus catholicus, die - hoe ‘gedurfd’ een Greene, een Mauriac of een Bernanos hun stellingen dan ook poneren - toch altijd de werken van deze eminente Engelse en Franse auteurs tilt tot op een niveau waar de aardse werkelijkheid de bovennatuurlijke realiteit (de enige waardevolle overigens) ontmoet. Bij Greene kan men zeggen dat al wat in de gespleten mens leeft om de genade cirkelt; bij Mauriac ligt het aksent op de droesem der erfzonde, een vlakte drijfzand haast, waarin de mens-zonder-God bij iedere stap verder dreigt weg te zinken; bij Bernanos waart de gepersonifieerde Boosheid rond. Niets van dit alles bij Andres. Zelfs in ‘Bruder Lucifer’ en meer nog in ‘Die Reise nach Portiuncula’ verloopt de innerlijke strijd der hoofdfiguren eerder volgens het patroon van een klassiek Grieks drama dan volgens