Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
§1Looft den HEER, want Hij is goed:
Looft Hem met een blij gemoed;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§2Looft den grooten God, wiens troon
Hooger rijst dan die der goôn;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§3Looft der heeren Opperheer;
Buigt u needrig voor Hem neêr;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§4Looft Gods magt, die, onbeperkt,
Gadelooze wondren werkt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§5Looft Gods wijheid: door zijn woord
Bracht Hij al de heemlen voort;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§6D'aard hief uit der waatren schoot
Zich omhoog, toen 't God gebood;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§7God schiep aan des hemels trans
Groote lichten, rijk van glans;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§8Aan de zon schonk Gods gezag
D'opperheerschappij bij dag;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§9Maan en sterren, min in pracht,
Schonk Hij heerschappij bij nacht;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
1. PAUZE.
| |
§10Looft Hem, die Egyptens Staat
Sloeg in 't eerstgebooren zaad;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§11Looft den Heer, wiens heerschappij
Isrel voerd' uit slavernij;
Want zijn
| |
[Folio 80r]
| |
gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§12Looft den Heer, wiens sterke hand
Isrel leidd' uit Faroos land;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§13Looft Hem, die het roode meir
Heeft verdeeld voor Moses heir;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§14Die, door dien verdeelden plas,
Israëls geleider was;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§15Die vorst Faroos legermagt
In de schelfzee t' onderbragt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§16Die zijn volk, als bij de hand,
Leidde door woestijn en zand;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§17Die, tot weering van 't geweld,
Koningen heeft neêrgeveld;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§18Die de vorsten, trotsch van moed,
Heeft doen smooren in hun bloed;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
2. PAUZE.
| |
§19Looft Hem, die den Amoriet
Van zijn' grootschen zetel stiet;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§20Looft Hem, wiens geduchte magt
Bazans Koning t' onderbragt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§21Die hun land, dat d' oogen streelt,
Israël heeft toegedeeld;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§22Looft Hem, nu die erfenis
Naar zijn woord bevestigd is;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§23Die in onzen laagen stand
Ons genadig bood de hand;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§24Die ons, onder 't leed gebukt,
Heeft uit 's vijands magt gerukt;
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§25Looft Hem, looft Hem, al wat leeft,
Die al 't vleesch zijn voedsel geeft;
| |
[Folio 80v]
| |
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
| |
§26Geeft den God des Hemels eer;
Lof zij aller schepslen Heer';
Want zijn gunst, alom verspreid,
Zal bestaan in eeuwigheid.
|
|