Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
§1Niet ons, o HEER! niet ons, uw' naam alleen
Zij, om uw trouw en goedertierenheên,
All' eer en roem gegeeven.
Waarom, o Heer! zou 't heidendom, met spot,
Dan zeggen: waar, waar is toch nu hun God,
Bij hen zoo hoog verheven?
| |
§2Nochtans is God het doel van onzen lof,
Hij, onze God, Hij woont in 't hemelhof,
En doet al zijn behagen.
Hun afgoôn zijn van zilver en van goud;
Slechts menschenwerk, waaraan, zoo snood als stout,
Gods eer wordt opgedraagen.
| |
§3Zij hebben wel een' mond, doch die niet spreekt;
Wel oogen, doch waaraan 't gezicht ontbreekt,
't Licht kan hun niets ontdekken:
Geen klank, hoe schel, dringt immer hun in 't oor;
Men zett' hun vrij den besten wierook voor,
| |
[Folio 68r]
| |
't Kan hun geen' reuk verwekken.
| |
§4Hun hand, hoe fraai bewerkt, tast nooit iets aan;
Hun voet, hoe wel gevormd, kan nimmer gaan,
Hun keel geen klanken geeven.
Hun maaker deel' in hun verachtlijk lot;
Die op hen steunt, miss' nevens hen 't genot
Van 't duurgeschatte leven.
PAUZE.
| |
§5Maar, Israël, vertrouw gij op den HEER;
Hij is hun hulp, hun sterkt' en al hun eer,
Hun schild, dat nooit zal wijken.
Vertrouw op God, gij, Arons nageslacht:
Hij is hun schild, hun hulp, die hun zijn magt
Zoo menigwerf deed blijken.
| |
§6Vertrouwt op God, gij alle, die Hem vreest;
Hij is altoos hun schild, hun hulp geweest;
De HEER was ons gedachtig.
Zijn zegen blijft op Israël verspreid;
Aärons huis is die ook toebereid.
God is getrouw en magtig!
| |
§7Elk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot,
Wordt van dat heil, die weldaên, deelgenoot:
Hij zal ze grooter maaken,
En z' u, zoo wel als 't kroost, dat gij bemint,
Dat, nevens u, zich aan Gods wet verbindt,
In dubble maat doen smaaken.
| |
§8D'algoede God, die, door zijn groote kracht,
Den hemel schiep, deez' aard heeft voortgebragt
Beschenkt u met zijn' zegen.
De hemel is zijn eigendom, zijn troon:
Maar 't menschdom heeft de vruchtbaar' aard, ter woon,
Van onzen God verkreegen.
| |
§9In 't stille graf zingt niemand 's HEEREN lof:
Het zielloos lijf, gedompeld in het stof,
Kan Hem geen glorie geeven;
Maar onze tong zingt, tot in eeuwigheid,
Des HEEREN lof, zijn' roem en majesteit.
Looft God, de bron van 't leven!
|
|