Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
§1Toen Israël 't Egyptisch rijksgebied,
En 't volk, zoo vreemd van aart en taal, verliet,
Werd Iuda God ter wooning:
Hij wijdde zich dit volk ten heiligdom,
En stichtte daar den troon, dien Hij beklom,
Als Isrels God en Koning.
| |
§2Dit zag de zee met beevend' oogen aan,
En vlood te rug; de bruischende Iordaan
Werd achterwaards gedreeven;
Het hoog en laag gebergt sprong op in 't rond,
Als 't wollig vee, dat dartelt op den grond,
En deed de velden beeven.
| |
§3Wat was 't, o zee! dat u zoo vlugten deed?
En gij, Iordaan! Wat angst, wat prangend leed
Kon u te rugge dringen?
Gij bergen, en gij heuvels, wat gerucht
Deed u met schrik dus steigren naar de lucht,
Als lammeren, die springen?
| |
§4Beef, aarde, beef voor 's Heeren aangezicht,
Voor Iakobs God, die uit het eeuwig licht
Zijn Isrel hulp wou zenden.
Hij is 't, wiens magt de rots verandren kon
In eenen vloed, den keisteen in een bron,
Voor Isrels matte benden.
|
|