Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
§1Gij, 's HEEREN knechten, looft den HEER;
Looft zijnen naam, verbreidt zijn eer.
De naam des HEEREN zij gepreezen;
Zijn roem zij door 't heelal verbreid,
Van nu tot in all' eeuwigheid:
Men loov' 't aanbidlijk Opperwezen.
| |
§2Van daar de zon in 't oosten straalt,
Tot daar z' in 't westen nederdaalt,
Zij 's HEEREN naame lof gegeeven.
De HEER is boven 't heidendom:
Zijn heerlijkheid, bekend alom,
Is boven zon en maan verheven.
| |
§3Wie is gelijk aan onzen HEER?
Aan God, die, tot zijn eeuwig' eer,
Zijn' troon gevest heeft in den hemel?
Die, daar Hij 't weereldrond gebiedt,
Van zijnen hoogen zetel ziet
Op 't laag en nietig aardsch gewemel?
| |
[Folio 67v]
| |
§4Wie is aan onzen God gelijk,
Die armen opricht uit het slijk?
Nooddruftigen, van elk verstooten,
Goedgunstig opheft uit het stof?
En hen, verrijkt met eer en lof,
Naast prinsen plaatst en weereldgrooten?
| |
§5Wie roemt niet 's Heeren wondre trouw,
Die mildelijk d'onvruchtbre vrouw,
Op haare beê, een blijde moeder
Van liev' en frissche telgen maakt,
En dus voor aller welzijn waakt?
Men loov' den grooten Albehoeder!
|
|