Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
Stem 74. | |
§1God heb ik lief; want die getrouwe HEER
Hoort mijne stem, mijn smeekingen, mijn klaagen;
Hij neigt zijn oor, 'k roep tot Hem, al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.
| |
§2Ik lag gekneld in banden van den dood;
Daar d'angst der hell' mij allen troost deed missen;
Ik was benaauwd, omringd door droeffenissen;
Maar riep den HEER dus aan in al mijn' nood:
| |
§3“Och HEER! och wierd mijn ziel door U gered!”
Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig:
De HEER is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt zich op 't gebed.
| |
[Folio 68v]
| |
§4D'eenvoudigen wil God steeds gadeslaan:
'k Was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder.
Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder:
Gij zijt verlost; God heeft u welgedaan.
| |
§5Gij hebt, o HEER! in 't doodlijkst tijdgewricht
Mijn ziel gered, mijn traanen willen droogen,
Mijn' voet geschraagd; dies zal ik, voor Gods oogen,
Steeds wandelen in 't vrolijk levenslicht.
PAUZE.
| |
§6Ik heb geloofd, dies sprak ik tot Gods eer.
'k Was zeer bedrukt; ik liet, in haast, mijn lippen,
Door drift vervoerd, deez' harde taal ontglippen:
“Bij menschen is noch trouw noch waarheid meer.”
| |
§7Wat zal ik, met Gods gunsten overlaên,
Dien trouwen HEER' voor zijn genaê vergelden?
'k Zal, bij den kelk des heils, zijn' naam vermelden,
En roepen Hem met blijd' erkentnis aan.
| |
§8Nu zal ik voor de weldaên, die 'k genoot,
Aan Hem, naar mijn geloften, eer bewijzen;
Hem onder al zijn gunstgenooten prijzen.
Hoe kostlijk is in 's HEEREN oog hun dood!
| |
§9Och HEER! ik ben, o ja! ik ben uw knecht,
Uw' dienstmaagds zoon: Gij slaaktet mijne banden;
Dies doe ik U gewillig' offeranden
Van lof en dank, U plegtig toegezegd.
| |
§10Ik zal uw' naam met dankerkentenis
Verheffen, U al mijn gelofte brengen;
'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
In 't heiligdom, daar 't volk vergaderd is.
| |
§11Ik zal met vreugd in 't huis des HEEREN gaan,
Om daar met lof uw' grooten naam te danken:
Ierusalem, gij hoort die blijde klanken.
Elk heff' met mij den lof des HEEREN aan!
|
|