Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
[Folio 53r]
| |
§1Gij zijt, o Heer! van d'allervroegste jaaren,
Voor ons geweest een toevlugt in gevaaren.
Eer berg en rots uit niet gebooren waren,
Eer d'aarde rustt' op haare grondpilaaren:
Van eeuwigheid, o God, die eeuwig leeft!
Zijt Gij de God, die eind noch oorsprong heeft.
| |
§2Uw oppermagt, die wij ootmoedig eeren,
Kan door een' wenk den mensch zijn broosheid leeren:
Uw wenk alleen, al schijnt ons niets te deeren,
Verbrijzelt ons, doet ons tot aarde keeren:
Want in uw oog zijn duizend jaaren, Heer,
Een enkle dag, een nachtwaak, en niets meer.
| |
§3Gij overstroomt het menschdom: zijn vermogen
Is, als een slaap, een ijdle droom, vervloogen:
Zij zijn als 't gras, dat 's morgens, overtoogen
Met frisschen daauw, in bloei staat voor elks oogen,
Maar 's avonds, als het afgesneeden wordt,
Op 't open veld in weinig tijds verdort.
| |
§4Door uwen toorn vergaat ons kwijnend leven.
Uw gramschap doet ons hart van doodschrik beeven,
O God! als Gij, in majesteit verheven,
Het onrecht, dat w' in 't openbaar bedreeven,
En 't kwaad, door ons in 't heimelijk verricht,
In 't licht stelt voor uw glansrijk aangezicht.
PAUZE.
| |
§5Wanneer uw toorn en gramschap ons bezwaaren,
Dan wenden, dan verdwijnen onze jaaren;
Wij zien hen, als gedachten, henen vaaren;
Of, blijft uw gunst ons in het leven spaaren,
Dan klimmen wij ten hoogsten tot den top
Van seventig of tachtig jaaren op.
| |
§6Helaas! het best van onze beste dagen
Baart dikwijls smert, geeft dikwijls stof tot klaagen;
Daar zorg, verdriet en jammerlijke plaagen
Steeds, beurt om beurt, de matte ziel doorknaagen.
De levensdraad wordt schielijk afgesneên:
Wij scheenen sterk, en ach! wij vliegen heen.
| |
§7Wie kent uw' toorn? wie zijn geduchte krachten?
Wie vreest dien recht, geduchtste Magt der magten?
Leer ons den tijd des levens kostlijk achten,
Opdat ons hart de wijsheid moog' betrachten;
Keer weder, HEER; uw gunst koom' ons te staê:
Hoe lang ontzegt G' uw' knechten uw genaê?
| |
§8Uw gunst sterkt meer dan d'uitgezochste spijzen:
Laat, met het licht, haar licht voor ons verrijzen;
Zoo zal ons hart op lieffelijke wijzen
Uw goedheid, al ons oovrig leven, prijzen.
Ver-
| |
[Folio 53v]
| |
blijd ons naar de maat van onzen druk,
En naar den tijd van al ons ongeluk.
| |
§9Laat uw genaê ons met haar' troost verrijken,
En laat uw werk aan uwe knechten blijken;
Uw heerlijkheid niet van hun kindren wijken:
Uw liefd', uw magt behoed' ons voor bezwijken:
Sterk onze hand, en zegen onze vlijt;
Bekroon ons werk, en nu, en t' allen tijd'.
|
|