Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
§1Neem, Isrels Herder, neem ter ooren,
Die Iosefs kroost, door U verkooren,
Als schaapen gunstig hebt geleid;
Die eenen troon van heiligheid
U tusschen Cherubs hebt gesticht;
Verschijn weer blinkend met uw licht.
| |
§2Die glans straal' Efraïm in d'oogen;
Toon Benjamin uw groot vermogen;
Verlos Manasse, tot uw eer:
Getrouwe Herder, breng ons weêr:
Verlos ons, toon ons 't lieflijk licht
Van uw vertroostend aangezicht.
| |
§3Hoe lang, o HEER der legermagten!
Verwerpt Gij, toornig, onze klagten?
Hoe lang verlaat G' ons in den nood?
Gij spijst uw volk met traanenbrood:
Gij drenkt het, in zijn' jammerstaat,
Met traanen, uit een volle maat.
| |
§4In 't bitter leed, dat wij verduuren,
Zien w' ons aan onze nagebuuren,
Helaas! door U ten schimp gesteld;
Ons door hun twisten neêrgeveld.
Wij zien, daar ons hun haat vertreedt,
Hen spotten om ons harteleed.
| |
§5Laat ons, o God der legermagten!
Niet vruchtloos op uw' bijstand wachten;
Ga onzen haatren zelf te keer;
Getrouwe Herder, breng ons weêr:
Verlos ons, toon ons 't lieflijk licht
Van uw vertroostend aangezicht.
PAUZE.
| |
§6Gij vondt in ons een welbehagen:
Gij bragt, o God! in vroeger dagen,
Uw' wijnstok uit Egyptenland:
Gij zelf hebt gunstig hem geplant;
Voor hem de volken uitgeroeid,
Hem plaats bereid, hem mild besproeid.
| |
§7Hij heeft zijn wortels uitgeschooten:
De bergen werden door zijn looten,
Als waren 't ceedren, overdekt:
Hij heeft zijn ranken uitgestrekt,
In zijnen bloei en frisschen staat,
Tot aan de zee, tot aan d' Eufraat.
| |
§8Waarom hebt Gij zijn' muur verbroo-
| |
[Folio 47v]
| |
ken?
Hem van uw zorg en hulp verstooken?
Men plukt, men trapt hem met den voet:
Het boschzwijn heeft hem omgewroet;
Het wild gediert hem afgeweid,
Daar 't zich door 't gansche land verspreidt.
| |
§9Keer weêr, o God der legermagten!
Tot ons, die op uw' bijstand wachten;
Zie uit den hoogen hemel neêr:
Herstel uw' wijnstok als weleer;
Den stam, ter liefd' uws Zoons geplant,
Dien Gij gesterkt hebt door uw hand.
| |
§10Hij ligt verbrand en afgehouwen.
Als Gij verwoest, wie zal dan bouwen!
Uw hand zij over 's menschen Zoon,
Dien G' U gesterkt hebt tot den troon:
Zoo leeven wij, door U bevrijd,
Altoos aan uwen dienst gewijd.
| |
§11Behoud ons, HEER der legermagten;
Zoo zullen w' ons voor afval wachten;
Zoo knielen w' altoos voor U neêr.
Getrouwe Herder, breng ons weêr:
Verlos ons, toon ons 't lieflijk licht
Van uw vertroostend aangezicht.
|
|