Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
§1Getrouwe God, de heidnen zijn gekomen,
Zij hebben stout uw erfland ingenoomen:
Ierusalem, de Tempel, uw altaaren,
't Ligt al verwoest door die geweldenaaren.
Uw knechten zijn geveld,
Door hun verwoed geweld;
Hun lijken onbegraaven,
Verzaaden, na hunn' dood,
't Gediert in hongersnood,
En gier en kraai en raaven.
| |
§2Het kostlijk bloed van uwe gunstgenooten,
Als water om Ierusalem vergooten,
Doet wijd en zijd des vijands woede blijken:
Het gansche veld is nu bezaaid met lijken,
Van d'eer des grafs beroofd.
De nabuur schudt het hoofd,
En lacht met onz' ellenden:
Ons deerniswaardig lot
Stelt ons ten smaad, ten spot
Van vreemden en bekenden.
| |
§3Hoe lang zult Gij in gramschap zijn ontstooken?
Zal 't hevig vuur uws ijvers eeuwig rooken?
Stort uwe wraak op hen, die ons verteeren,
Op volken, die uw' grooten naam niet eeren:
Want Isrel, door hun magt
Verschriklijk omgebragt,
Ligt in zijn bloed verdronken:
Zijn wooning, al de troost
En lust van Iakobs kroost,
Gelijkt thans naar spelonken.
| |
§4Gedenk niet meer aan 't kwaad, dat wij bedreeven:
Onz' euveldaad word' ons uit gunst vergeeven!
Waak op, o God! en wil van verder lijden
Ons klein getal door uwe kracht bevrijden.
Help ons, barmhartig Heer,
Uw' grooten naam ter eer;
Uw trouw koom' ons te stade:
Verzoen de zwaare schuld,
Die ons met schrik vervult;
Bewijs ons eens genade.
PAUZE.
| |
§5Waarom zou zich der heidnen magt vermeêren?
Uw hoog gezag door bittren schimp onteeren,
En vraagen, door hunn' trotschen waan bedroogen:
“Waar is hun God? waar blijkt nu zijn vermogen?”
Vergeld hunn' overmoed;
Wreek uwer knechten bloed,
O God van ons betrouwen!
Verdedig onze zaak;
Doe 't heidendom uw wraak,
Zelfs voor ons oog, aanschouwen.
| |
§6Ai! hoor naar hen, die in gevangnis kwijnen;
Laat hun gekerm voor uw ge-
| |
[Folio 47r]
| |
zicht verschijnen:
Bevrijd hen, die, gedreigd met doodsgevaaren,
Op uwe hulp met smeekend' oogen staaren:
Vergeld den wreeden smaad,
Waarmeê des nabuurs haat
Uw moogendheid dorst schenden;
Geef hun, o Opperheer!
Die zevenvoudig weêr;
Zie neêr op onz' ellenden.
| |
§7Zoo zullen wij, de schaapen uwer weiden,
In eeuwigheid uw' lof, uw eer verbreiden,
En zingen van geslachten tot geslachten
Uw trouw, uw' roem, uw onverwinbre krachten.
|
|