Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
Stem 17. | |
§1O God! Gij zijt mijn toeverlaat;
Mijn God, U zoek ik met verlangen,
Zoo ras wy 't morgenlicht ontvangen,
Bij 't krieken van den dageraad:
O Heer! mijn ziel en lichaam hijgen,
En dorsten naar U in een land,
Dat, dor en mat, van droogte brandt,
Daar niemand laafenis kan krijgen.
| |
§2'k Heb U voorwaar in 't heiligdom
Voorheen beschouwd met vrolijk' oogen:
Hoe zag ik daar uw alvermogen;
Hoe blonk uw godlijk' eer alom!
Want beter dan dit tijdlijk leven
Is uwe goedertierenheid:
Och! wierd ik derwaards weêr geleid,
Dan zou mijn mond U d'eere geeven.
| |
§3Dan zou ik, voor uw godlijk oog,
Uw deugden al mijn leven prijzen,
En in uw' naam mijn' zang doen rijzen;
Mijn handen heffen naar omhoog.
Mijn ziel zou nieuwe kracht ontvangen,
Verzadigd, als met vet en smeer;
Mijn mond zou U vol vreugd, o Heer!
Verheffen in zijn lofgezangen.
PAUZE.
| |
§4Wanneer ik, op mijn legersteê,
Aan U gedenk in stille nachten;
Dan peinst mijn ziel met al haar krachten,
Hoe Gij voorheen in angst en wee,
Als mij de vijand wild' omringen,
Mij vaardig zijt ter hulp geweest;
Dies zal ik nu ook, onbevreesd,
In schaduw van uw vleuglen, zingen.
| |
§5Mijn ziel kleeft U standvastig aan;
Gij ondersteunt mijn zwakke schreden;
Uw rechtehant vol moogendheden
Doet mij getroost en veilig gaan:
Maar dezen, die mijn ziel begeeren,
Opdat ik tot verwoesting raak',
Staan bloot voor uw geduchte wraak;
Zij zullen haast ten afgrond keeren.
| |
§6Men zal die boozen, door 't geweld
Van 't scherp gewette zwaard, doen
| |
[Folio 34v]
| |
sneeven,
En aan de vossen overgeeven,
Ter prooi alom in 't open veld.
Maar 's Konings hart zal zich verblijden
In God, die 't gansch heelal regeert;
En elk, die heilig bij Hem zweert,
Zal zijne trouw met roem belijden.
| |
§7Want, hoe het gaa, de logenmond
Zal nimmer strafloos zegepraalen:
God stelt de boosheid perk en paalen,
De logenspreekers gaan te grond'.
|
|