Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
[Folio 26r]
| |
§1God is een toevlugt voor de zijnen;
Hun sterkt', als zij door droefheid kwijnen;
Zij werden steeds zijn hulp gewaar
In zielbenaauwdheid, in gevaar:
Dies zal geen vrees ons doen bezwijken,
Schoon d'aard uit haare plaats mogt wijken;
Schoon 't hoogst gebergt uit zijne steê
Verzet wierd in het hart der zee.
| |
§2Laat vrij het schuimend zeenat bruisschen;
D' ontroerde waatren hevig ruisschen;
De golven moogen, door haar woên,
Het berggevaarte daavren doen:
De stad, het heiligdom, de wooning
Van God, den allerhoogsten Koning,
Wordt in haar muuren, t'allen tijd',
Door beekjes der rivier verblijd.
| |
§3Geen onheil zal de stad verstooren,
Daar God zijn wooning heeft verkooren:
God zal haar redden uit den nood,
Bij 't daagen van het morgenrood.
Men zag de heidnen kwaad beraamen;
De koningrijken spanden samen:
Maar God verhief zijn stem, en d' aard
Versmolt, voor 's Hoogsten toorn vervaard.
PAUZE.
| |
§4De HEER, de God der legerschaaren,
Is met ons; hoedt ons in gevaaren.
De Heer, de God van Iakobs zaad,
Is ons een burg, een toeverlaat.
Komt, wilt op 's HEEREN daaden merken;
Aanschouwt des Hoogsten groote werken.
Zijn magt, die nooit te stuiten is,
Maakt d'aarde tot een wildernis.
| |
§5God stilt, alom, het ooreloogen:
Zijn arm verbreekt de taaie boogen;
Doet spies en speer aan stukken slaan,
En wagens door het vuur vergaan.
Laat af! dus spreekt de Heer der heeren:
Weet; Ik ben God; elk moet mij eeren:
Het heidendom, ja 't gansch heelal
Verhooge mij met lofgeschal."
| |
§6De HEER, de God der legerschaaren,
Is met ons, hoedt ons in gevaaren.
De Heer, de God van Iakobs zaad,
Is ons een burg, een toeverlaat.
|
|