De boekzaal van Europe. Deel 9
(1700)–Pieter Rabus– Auteursrechtvrij
[pagina 369]
| |
Aanmerkingen, * gemerkte boeken, welker uittreksels gereed leggen, en ander Letternieuws. | |
I.* MOSAIZE Historie der Hebreeuwse Kerke, Tweede deel, begonnen met het levensbedrijf van den voortreffelijken Joseph, in wiens zeldzame verheffing aan 't Koninglijk Hof van Egypten de grond vest geleid is, op welke de Vader Jakob met 't zeventig zielen derwaarts afgetrokken, en Israel aldaar 't restant van een vierhondertjarige vreemdelingschap in de Gras-velden van den lande Gosen voldient heeft: uit d'alleroudste geheugnissen der Egyptenaren, en derzelver Afgodische zeden opgehelderd, en tot de byzondere zaken der Izraëliten nader betragt, tot aan der zelver onderdrukking en harde slavernye onder de Tyrannige Koningen Ramesses Mianun en Pharao Amenophis, alzins met naauw-keurige Printverbeeldingen gestoffeerd door een Liefhebber der Joodsche Oudheden. Gedrukt voor den Auteur, en worden te koop gevonden tot Amsterdam by deszelfs zonen Willem en David Goeree, op de Lawrier-gragt tussen ds Konijne en Haze-straat 1700. in fol. | |
[pagina 370]
| |
II.* Thesaurus Antiquitatum Romanarum, congestus à Joanne Georgio Graevio. Accesserunt variae & accuratae tabulae aeneae. Tomus Secundus.
Dat is, Schat der Roomsche Oudheden, by een vergaderd van Joannes Georgius Graevius. Daar komen verscheide en naauwkeurige kopere platen by. Het Tweede stuk. Te Utrecht en te Leiden by Fr. Halma, en P. Vander Aa. in fol. | |
III.* Campegii Vitringa Sacrarum Observationum libri quatuor, in quibus de rebus varii argumenti, & utilissimae investigationis, Criticè a Theologicè disseritur; sacrorum imprimis librorum loca multa obscuriora nova vel clariore luce perfunduntur. Primus nunc tertio, Secundus & Tertius iterum, prodeunt, novis curis recensiti, cum quibusdam accessionibus.
Dat is, Vier boeken gewijde Aanmerkingen van Kampegius Vitringa, waar in wegens zaken, die van verscheiden inhoud en zeer nutte nasporing zijn, op een Oordeel-kundige en Godgeleerde wijze word gehandelt; voor al worden daar in vele duistere plaatsen der H. Schriften nieuwelijks of duidelijker opgeheldert. Het Eerste komt nu voor de derde maal, het Tweede en Derde an- | |
[pagina 371]
| |
dermaal in 't ligt, nader over gezien, en vermeerderd. Te Franeker by Hans Gyzelaar, 1700. in 4. | |
IV.* Tijd- en Feest-Predikatien over uitgeleze Texten des Ouden en Nieuwen Testaments, gedaan door Michaël Fortgens, in zijn leven Leeraar der Weerlooze en Doopsgezinde Christenen tot Amsterdam. t'Amsterdam by D. Boeteman, en zijn te bekomen by de Weduwe van den Auteur en de Boekverkoopers Van Veen, en Nieuweveen. in 4. | |
V.* Herm. Alexandri Róell Dissertatio de Religione Rationali, editio quarta.
Dat is, Herm. Alexander Róell's Vertoog van den Redelijken Godsdienst. De vierde druk. Te Franeker by Hans Gijzelaar 1700. in 8. | |
VI.* Joh. Schotani a Sterringa L.A.M. & Philosophiae Professoris Ordinarii in Academia Frisiorum, quae est Franequerae, Physica Coelestis, & Terrestris, in qua secundum fundamenta melioris Philosophiae, facili & jucunda Methodo Coeli Terraeque Affectiones & φαινομενα explicantur.
Dat is, Natuurkunde van Hemel en Aarde van Joh. | |
[pagina 372]
| |
Schotanus van Sterringa, Mr. der vrye konsten, en gewoon Hoogleeraar der Wijsbegeerte in de Friesche Hooge Schole te Franeker; waar in, volgens de gronden van de beste Filozofie, de Gesteltenissen en Verschijnselen van Hemel en Aatde op een gemakkelijke en vermakelijke wijze ontvouwt worden. Te Franeker by Hans Gijzelaar 1700. in 8. | |
VII.ANTONII BYLERTII Exercitationes Sacrae.
Dat is, Antoni Bylerts heilige oeffeningen. Te Deventer by Albert Fronten. 1700. in 4. Van deze Oeffeningen is my nog maar d'Eerste gezonden, doorwrogt van Godgeleerdheid en vaste Taalkunde, over de plaats uit Amos IV. 6. Daarom heb ik ul. ook reinheid der tanden gegeven in alle uwe Steden, en gebrek van brood in alle uwe plaatsen: nogtans hebt gy u niet bekeert tot my, spreekt de HEERE. Men denke, dat de reinheid der tanden, waar van de Profeet hier spreekt, een straffe is, daar God alle luiden voor beware! Onze Hollanders kennen de spreuk, Rusten zijne handen, zoo rusten zijne tanden. Ik jooke na meer, om 't een en 't ander te bezien. | |
VIII.* Uitlegginge van den Propheet JOEL, waar | |
[pagina 373]
| |
in de kragt der Grondwoorden, Spreekwijzen, en Oudheden, grondig verklaart word. De letterlijke zin word bloot gelegt, de geestelijke en verborgene beteekenisse aangetoont, en door Aanmerkingen en Vertoogen, die tot de Kerkelijke Geschiedenisse behooren, opgeheldert, door Theodorus Van Toll, Predikant tot Woudenberg. Daar zijn bygevoegd twee Predikaatsien van den zelven Schrijver. t'Utrecht by Antoni Schouten 1700. in 4. | |
IX.Petrus Francius Kerkreden van 't Jubeljaar, in 't Koor der Nieuwe Kerke den 1 January 1700, in 't Latijn, uitgesproken, en door hem ten dienste der Nederlanderen overgezet. t'Amsterdam by Fr. Halma. in 4. | |
X.Toewijing der Hebreeuwsche, Grieksche, Romeinsche, en Christensche Tijdtafereelen, ten gebruike van den doorlugtigsten Prins Joan Wilhem Friso, by der gratie Gods Furst tot Nassau enz. enz. Erfitadhouder, en Kapitein Generaal van Vriesland; enz. enz. waar in, nevens de verhandeling van den Tijd, als ook de Opkomst en Instellinge van den Ouden en Nieuwen Stijl, het verschil over 't eindigen der 17de en 't begin der 18de Eeuwe kortelijk overwogen word door F. Halma. t' Amsterdam by J.V. Oosterwijk in 4.
Deze mijn goede Vriend Halma houd in dit Schrift staande, dat wy al uit de Zeventiende in de Achttiende Eeuw zijn overgestapt. | |
[pagina 374]
| |
Zoo schijnt Francius ook te praten. Dog dat het niet waar is, word duidelijk in de twee volgende wederleggingen aangetoont. | |
XI.Petrus Jens Onderzoek der Bewijzen van F. Halma wegens het geschil der Nieuwe Eeuw, nevens een korte betooning na de manier der Wiskonst voorgesteld; waar mede uit de gewoonte van alle Volkeren, Koningen, Tijdschrijvers, &c. bewezen word, dat dit loopende jaar het laatste jaar der Zeventiende Eeuw is. In 's Gravenhage by M. Uitwerf in 4. | |
XII.Aanmerking op de Gedagten van F. Halma over het begin der Achttiende Eeuwe. t'Amsterdam by P. Sceperus in 4. De Schrijver is J. Bagelaar. | |
XIII.De Stempel-muntery van den konstigen Martin Smeltsing heeft wederom een Gedenkpenning uitgebroeit, met dit volgende zinrijk beeldwerk vercierd. Aan d'eene zijde staat een Mans-persoon, spuwende uit zijn mond vyer en vlam, met hair als vyervlammen, en een Molen aan 't agterhoofd. In de linkerhand heeft hy een brandende toorts, in de regter een momaanzigt, in den gordel een degen of pook, op de linker zijde een blaasbalg, en op de regter zijde eenige papieren in een tas. Hy vertreed een zwaard, schaal, en toom. Om 't lijf zijn hem | |
[pagina 375]
| |
zeven schildjes, aan d'eene kant borgerlijk, aan d'ander kant zeer slegt gekleed. Deze verbeeld de Meuytery, zoo door borgers als 't grauw veroorzaakt, draaijende gelijk een Ga naar voetnoot*Meulen met alle winden. Want wat anders doen de Meuit-makers dan vyer en vlam van toorn tegen d'Overheid braken, en andere met toorts en blaasbalg van oproer aanhitsen? De Schilden om 't lijf zijn als zoo vele zinnebeelden der Gildens, die aan 't meuiten deel hadden. De Papieren in de tas beduiden de Verzoekschristen, door haar aan den Raad voorgedragen; den Koning van Spanje, wiens beeltenis daar nevens staat, zelf ten haren voordeele gebruikende. Dus word teffens het zwaard der Regtvaardigheid, de toom en breidel eener regtmatige regering met een dolle drieste ongebondenheid vertrapt. De bygevoegde Narken-kap is een teeken, dat alle Oproer met dwaasheid verzeld gaat. Rondom word dit opschrift gelezen QUIS TULERIT GRACCHOS? 't welk dezen zin uitmaakt,
Wie kan een Oproermaker lijden,
Die schijnt voor Regt en Rust te strijden?
In 't verschiet blijkt Brussel, en een Vaart met Schepen; ter aanwijzing van de plaats, en zaak, waar over gemeuit is. Aan d'ander zijde ziet men de Regtvaardigheid met Schaal en Zwaard voorzien, en 't Wetboek agter zig; ook het Wapen van den Keur- | |
[pagina 376]
| |
vorst van Beyeren, tot aanduiding van gezag en wettelijkheid. Ze wijst vonnis over sommige gevangene, welker een door de boog der Vyerschaar van twee soldaten geleid word, andere in 't verschiet, by het Fontein, door krijgsvolk op de Steenpoort gebragt; sommige wederom verder, by 't Hof van Brussel, onthalst worden. t'Omschrift is SPERNE TIMENS VULGUS, ten naasten by beduidende
Veragt het ongebonden Grauw,
Wanneer het vreest, en raakt in 't nauw.
| |
XIV.Konstige Printverbeelding van Christus Kruisdood.
Pilatus schreef een Opschrift, Joan 19. v. 19. Jesus de Nazareener de Koning der Jooden. Anagramma of Letter-verzetting,
Sondaar reken zijn dood u een diere zegen.
O Jodendom, waar dwaalt nw yver heen?
Moet dan Pilaat, een Heiden onbesneen,
Den Grieken, en Latijnen, en Hebreen,
d'Orakels en Propheten hier ontvouwen,
En wijzen hun Messias aan het hout?
Kom Kabbalist op lettervonden stout,
Dit Kruisgeheim braveert al 't Tempel-goud.
Bouwheeren komt op dezen hoeksteen bouwen,
| |
[pagina 377]
| |
Diens Kruisdood is 't zoen-offer onzer zonden.
Waar was dog ooit vergeving zonder bloed?
Gelooft, en treed Jehova dus te moet,
Door 't heilig bloed van Jezus martel-wonden.
P.P. I.D. Gedrukt voor Johan Douw, Med. Doctor 1700. | |
XV.Waarheid en Deugd, vloeijende uit de ware Godsdienst en Godvrugt, bestaande in de regte kennisse en praktijk, t'zamen gepaard, en verklaard in 12 stigtelijke nuttige Nieuwe-Eeuws Discoursen, en noodige Reformatie-Predikaatsien, behelzende der Christenen pligt, en 't gene tot ons aller Vrede dient, aanwijzende hoe ons nu in 't Jubeljaar 1700 aan den Heere op te dragen tot zijn dienst, en dus t'zamen te bereiden tegen de oneindige zalige eeuwigheid, de Hemelsche ruste, die overblijst voor 't Volk Gods, beschreven tot nut en waarschuwinge van ons, op welke de einden der Eeuwen gekomen zijn, door vele godzalige geleerde Mannen, en uit voortreffelijke Engelsche Schriften t'zaamgevoegd en vertaald door J.H. Te Rotterdam by R. Van Doesburg 1700. in 12. | |
XVI.Vrede-Bazuine, uitblazende het aangename jaar des Heeren door de Stemme des Euangeliums, ons leerende al het gene tot onzen Vrede dient, hoe ons nu aan Jehovah te gewennen, en met | |
[pagina 378]
| |
onze ziele aan te kleven, om zoo genade en vrede, Godes gunste en liefde te erlangen, en in zijn zalige gemeinschap den Hemel op Aarde; vertaald en getrokken uit de voortreffelijke Engelsche Schriften van de beroemde, wijze, godzalige Mannen, de Heeren Mr. Johan How, Janeway, Mead, Greenhil, Dr. Manton, J. Schot, Keach, en Meriton &c. by occasie der vrede en Jubeljaar 1700, door J.H. wiens wensch en bede is, dat alles mag dienen tot inwinninge of opbouwinge van vele zielen. Te Rotterdam by Elias Ivans 1700. in 12. | |
XVII.Schermschool der Huislieden, ofte het koddig leven der Boeren, bestaande in Minneryen, Vegt- en Sny-werk, door Girolamo Jakomo. Te Rotterdam by Pieter De Mooy 1700. in 8. |
|