De Bloemendaler minnezangster
(ca. 1875)–Anoniem Bloemendaler minnezangster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Ten eerste komt daar een kind of twee, b
Van alles moet daar Wezen,
Of daar is in huis geen vree,
Men heeft zoo veel van doen,
Stoel, wieg en bakermat,
Luirmand en ook de luiren,
Wel hoe ik weet niet wat,
't Is wel om te betreuren
Altijd schort er dit of dat.
In 't baren zoo roept men man en maagd, b
Ei buurwijf komt toch haastig,
Want mijn vrouw krijgt vlaag op vlaag,
Dan gaat het stormen aan;
De man moet uit de post,
Den docter moet men halen,
Al eer de vrouw verlost,
Sint felten moet het halen,
Wat het kindermaken kost.
De wijven vlammen op 't kindermaal, b
Haar brassen en haar smeeren
Dat maakt een kalis kaal;
De kraambewaarster spreekt,
Om geld, om zout, om zeep.
De zuigster moet men loonen,
Vroedvrouw, en al 't gesleep,
Ik had liever duizend kroonen,
Dan ik had al zulken neep.
Ten bestên als 't kind te sterven raakt, b,
Dan wederom aan 't loopen,
Dat er wordt een graf gemaakt,
De brouwer en d' accijns,
Doodgraver in den nood,
Kannen en glazen verhuurder,
Houdt u den boedel bloot,
| |
[pagina 56]
| |
Dan valt het nog veel zuurder,
't Kinds begraffenis ter dood.
Nou, Joostje doet evenwel uw zin, b.
Ik raad u maar ten besten,
Omdat ik u zeer bemin,
Want als gij zijt getrouwt,
Uw vrijheid is gedaan,
Gij dient uw vrouw te vragen,
Als gij eens uit wilt gaan,
Haar stuursch gekijf wilt dragen.
Ja te vuur en te zwaard te staan,
|
|