Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Brvylofts-dicht. 1. VVTghelesen lieflijck paer, Dat Godt heeft ghevoecht te gaer, Daer den hemel met de cracht, Van die soete liefd' op lacht, Siet wat dat ghy brenght by een. Elck een cruys hebt ghy ghemeen, Om te dencken op't verdriet, Datmen in de werelt siet. 2. Al waer dat het gouden hooft, Van de Son de nacht verdooft, Sietmen cruycen, sietmen niet Dan benautheyt en verdriet, Want door vreughden diemen heeft, Onse siel in droefheyt leeft, Want door vreughden diemen derft Ist dat lichaems vreucht bederft. [pagina 69] [p. 69] 3. Maer die boven cruys en quaet, Wandelt, en zijn wiecken slaet, Naer den hemel ende brandt, Naer dat eeuwich vaderlandt, Heeft al wat die werelt let, Onder zijnen voet gheset, Boven alle tegenspoet, Vliegende met zijn ghemoet. 4. Comt nu Bruydegom u set Met u liefste onbesmet, Boven s'werelts cruys en smert, Boven swerelts vreught u hert: Comt en doet de vleughels aen, Om van ons hoogh te gaen, Wt de vreught daer ghy in zijt, Tot de vreughden sonder tijt. Vorige Volgende