Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeught beplant met uijtgelesene Elegien, Sonnetten, Epithalamien, en gesangen etc(1608)–Anoniem Bloemhof van de Nederlandtsche ieught– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Sonnet. De liefd' bespringt mijn hert, de Crijgh ons Vaderlant. De Liefd' met pijlen scherp, de Crijgh met veel oologen. Liefd suyght mijn crachten uyt, de Crijgh heeft uytgesogen, Onser Frontieren grens, met aenstoot veelderhant, De Liefde stooct my vyer, de Crijgh Landouwen brandt. De Liefd' heeft my bespiet uyt hare lonckend' ooghen, Mars had' door schoon beloft, ons Vaderlant bedroghen: De Liefd'is blindt, de Crijgh heeft reden noch vestant. T'is ongeluckich volck, die sulcken Heeren eeren, De Liefd' met droefheyt loont, de Crijgh met veel verseeren, [pagina 17] [p. 17] Van geen van beyden comt, deugt, voordeel noch profijt. Begeef ick my tot crijg, sijn dorst vorst mijn ghesellen, Volg ick de liefde naer, Schoone sult ghy my quellen, T' is best dat ickse myd, dan beyde make quijt. Maugre envie. Vorige Volgende