Den blijden-wegh tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt
(1645)–Anoniem Blijden-weg tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt– Auteursrechtvrijvermeerdert met vele nieuwe leysenen, lof-sanghen ende gheestelijcke liedekens
Op de wijse: Gheseghent sijn mijn liefs, &c.
MAria gingh vervult met smerte
Simeons sweert deursneet haer herte
Noyt is ghesien bedroefder Vrouw
Sy sagh haer Soon zijn Cruyce draghen
Deerlijck ghebonden en gheslaghen
En in sijn gheest vervult met rouw.
| |
[pagina 82]
| |
Sy sagh sijn minnelijcke ooghen
Met bloet ghedeckt en vuyl bespoghen
Sijn hooft doorwont en vol torment
Sijn lippen bleeck sijn hayr vol bloede
Hoe was des Moeders hert te moede
Als sy hem sagh soo heel gheschent.
Sy sprack tot hem met soete taele:
Edel cieraet van s'hemels sale
Is dit u schoonheyt delicaet?
Coninghlijck hooft is dit u croone?
Salomon groot is dit u throone?
Is dit den pracht van uwen staet?
Sijn dit helaes de stercke handen?
Die d'Hemels als een tent uyt spanden
En die het aertrijck houden vast?
Is dit het hert dat elck doet leven?
Waer is de cracht die d'hel doet beven
O druck, o pijn, o swaeren last?
Sonne bedeckt nu vry u stralen,
Mane wilt oock u licht in haelen
Thoont nu den onghehoorden nacht
Aerde nu berst ghy steenen
Wilt uwen Scheppers doot beweenen
Siet die sterck maeckt wordt versmacht.
Christus aensagh, met ooghen bloedigh
Sijn lieve Moeder heel mismoedigh
En sprack met een ghebroken stem:
Moeder ick lijde dit geern verduldigh
Dat ick betael was Adam schuldigh
Liefde wilt dat ick lijd' voor hem.
| |
[pagina 83]
| |
Princelijck Godt met 't Cruys gheladen
Vrijdt onse ziel van alle quaden,
Neemt van ons al dat u mishaeght
Moeder helpt ons met ghebeden
Dat wy ons tot Gods dienst besteden
Dat hy soo lichter 't Cruyce draeght.
|
|