Den blijden-wegh tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt
(1645)–Anoniem Blijden-weg tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt– Auteursrechtvrijvermeerdert met vele nieuwe leysenen, lof-sanghen ende gheestelijcke liedekens
Op de wijse: Als vvijven van de Palesijn.
V Droevigh claghen, Iesu soet,
Met heesche stem aen't cruys gesproken,
Heeft gansch verslaghen mijn ghemoet,
En mijn versteend' hert heel ghebroken
Ick ken Heere, mijn ondanckbaerheydt
Vocht teghens u bermhertigheydt.
Sachtmoedigh Lam ghy leed de doot,
Op dat u schapen souden leven?
Aen't cruys honght gy mismaeckt en bloot,
Die voor mijn ooghen waert beschreven
V bitter lijden ende u smert,
Bewoegh niet mijn bevrosen hert.
Maer ghy claeght en my vertelt
Dat ghy voor my lijdt al die pijnen;
Het ijs van mijn kout herte smelt
Door uwer lief brandigh schijnen
Wt mijn ghesicht soo schiet het nat
| |
[pagina 81]
| |
En wascht my in heet tranen bat.
O liefde, Heer, uws liefde cracht
Doen uyt mijn ooghen tranen vlieten
De liefd' heeft u ter doot ghebracht,
De liefde deed' u bloet verghieten.
O stercke liefde die verwint
Den stercken Godt, die ons bemint.
Och waer heeft dit den mensch verdient
Een mensch maer slijck en stof der eerde
Een sondigh, mensch, niet uwen vrient
Hoe hout ghy hem van sulcker weerde?
Dat ghy u siel, en leven schenckt
Hem die soo weynich op u denckt.
O hemels vreughd/ die voor my weent
O leven dat voor my komt sterven!
Die voor u vyandt bad't verleent
Dat ick u rijcke mach verwerven,
En dat ick 't lijden pijn, en druck
Altijdt mach houden voor gheluck.
|
|