Den blijden-wegh tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt
(1645)–Anoniem Blijden-weg tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt– Auteursrechtvrijvermeerdert met vele nieuwe leysenen, lof-sanghen ende gheestelijcke liedekens
[pagina 58]
| |
Op de wijse: Ghy Herders al soetjens.
GHy hemelsch geesten vergadert tsamen al
Hier in dit aertsche dal,
Siet onder de beesten in eenen armen stal
Een wonderlijcken val,
Een Maghet jonck bejaert
Die heeft een kindt ghebaert,
Dat tot haer grooten rouw
Soo bitter weent van kouw,
Na, na, mijn herteken en weent niet meer
Sus, sus, mijn lieveken ghy sijt te teer
Ick latet u weten wie hier te neder leyt
En oock soo bitter schreyt
T'is Godt ongemeten die tot ons salicheyt
Hem hier alsoo bereydt,
Och paeyt, en wieg het kindt
Dat ons soo seer bemint,
Och alderliefsten Heer
En weent niet meer soo seer,
Na, na ghy sijt te teer mijn lieveken
Sus, sus, en weent niet meer mijn herteken.
Ick weet lieve vrouwe wat u kindt hier behoeft
Wat u kindt hier bedroeft
Het hert is vol rouwe dat ick dus heb ghetoeft,
De wereld heb gheproeft,
| |
[pagina 59]
| |
Dat ick mijn jonghe jeucht
Versleten heb in vreucht,
En van Godt heb ghevlucht,
Waerom ick nu versucht,
Sus, sus, mijn herteken en weent niet meer,
Sus, sus, mijn lieveken ghy sijt te teer
|
|