Den blijden-wegh tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt
(1645)–Anoniem Blijden-weg tot Bethleem voor de Christelijcke jonckheyt– Auteursrechtvrijvermeerdert met vele nieuwe leysenen, lof-sanghen ende gheestelijcke liedekens
[pagina 14]
| |
Op de wijse: Alsoo 't beghint.
NIeu geboren, sien ick een kindeken cleene
Suchten en traentjens weene.
G'hebt reden dat ghy claghet
Spreeckt daer een vrouw die Moeder was cen maghet.
Door den Hemel hebt ghy nu een speloncke
Koudt sonder vier oft voncke:
Voor u throone, een krebbe;
Een weynigh hoy, in plaets van wol en webbe.
Daer u songen thien hondert duysent lieren,
Daer loven nu twee dieren
Die voor Hymnen en Psalmen
Met lauwen aem, u teer leden bewalmen.
V cleet dat blonck van Sterren en van Sonnen,
Nu moet ghy sijn ghewonden
In dees leuren en doecken,
Die mijn armoe by een heeft konnen soecken:
Door u wierden versaet al Hemels geesten,
Menschen, Voghelen en beesten:
Nu van hongher en dorste
Soo smaeckt gy mijn maeghdelijcke borste.
| |
[pagina 15]
| |
V quam eer toe een keyserlijcke moeder
Augustus voor een voeder:
Want desen u wel soude
Hebben vereert met purper en met goude.
Maer want het u soo belieft mijn Godt en Sone
Bethlehem voor een Throone,
Soo ghenadighe u handen
Te laten woelen in dees arme banden.
|
|