De blijde inkomst van de hertogen van Brabant Johanna en Wenceslas
(1956)–Anoniem De blijde inkomst van de hertogen van Brabant Johanna en Wenceslas– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 1]
| |
I.- A.R.A., Charters van Brabant, nr. 900; door ons genoemd: Antwerps origineel.
Afbeelding met zegels. | |
[pagina 3]
| |
Inleidende studie | |
[pagina 5]
| |
ITijdens de XIVe eeuw, nu zeshonderd jaar geleden, heeft in de twee belangrijkste Nederlandse vorstendommen de vrijheidszin van onze voorvaderen zich gemanifesteerd in twee merkwaardige gebeurtenissen. Was in 1302 het Groeningenveld het toneel van het zegerijke Vlaamse verzet tegen de Franse annexatieplannen, in 1356 heeft het hertogdom Brabant, uit vrees voor een te absoluut centraal gezag en uit liefde voor zijn privilegies, een document van eeuwenlange betekenis doen ontstaan. Juist zes eeuwen zijn er voorbijgegaan sinds op 3 januari van dat laatste jaar de hertogen Johanna en Wenceslas ‘la charte la plus célèbre de notre histoire’, de eerste Blijde Inkomst, bezegelden. Wordt 1302 jaarlijks op passende wijze herdacht, dan kan dit jaar ongetwijfeld 3 januari 1356 niet onopgemerkt worden voorbijgegaan. Als bijdrage tot de herdenking van die historische datum en tot de studie van de beroemde oorkonde zijn volgende bladzijden gepubliceerdGa naar voetnoot(1). Wie zich met de studie der instellingen bezighoudt, die gedurende de late middeleeuwen en de moderne tijden in de vorstendommen der Lage Landen in voege waren, moet wel getroffen worden door de geprivilegieerde positie van Brabant. De centraliserende politiek van de Boergondiërs, van Spanje en van Oostenrijk ten spijt, heeft het oude hertogdom inderdaad tot het einde van het ancien régime toe de andere provincies door zijn voorrechten afgunstig gemaakt. Meer dan overal elders werden hier de nationale costuymen door de cen- | |
[pagina 6]
| |
trale bevelen ontzien. Geen der provinciale raden evenaarde in daadwerkelijk prestige de Soevereine Raad van Brabant. De verklaring voor deze uitzonderlijke toestand ligt hoofdzakelijk in het bezit van een grondwettelijk charter, de ‘Blijde Inkomst’. Dit woord - dat in algemene zin kan gelden als synoniem van ‘blijde intrede’ of ‘inhuldiging’ en als zodanig wordt gebruikt om de ceremonie aan te duiden, waardoor bij het begin van een regering de vorst van het ancien régime en zijn onderdanen zich onderling bij ede verbonden en a.h.w. een contract van wederzijdse hulp en goede wil sloten - had voor de Brabanders een zeer speciale en eigen klank. Het vertolkte het voor hen essentiële en bijzonderste deel van elke inauguratie: de uitgebreide voorrechtsbrief, die, sedert Johanna en Wenceslas (1356) en tot en met keizer Frans II (1792), de hertogen aan het land hebben geschonken bij hun inhuldiging. Hij bevatte, in artikels onderverdeeld, de voornaamste algemene privilegies. De niet-gedetailleerde, overal gebruikte eed verdrong hij niet maar vervolledigde hem. Zijn inhoud evolueerde en paste zich aan de omstandigheden aan, zodat er dus evenveel - ofschoon niet altijd in tekst verschillende - Blijde Inkomsten bestaan, als er sedert 1356 Brabantse hertogen zijn geweest. In de institutionele geschiedenis van het oude hertogdom Brabant vormt de eerste Blijde Inkomst een mijlpaal. Sedert Hendrik II, in 1248, door zijn politiek testament het enkele algemene privilegies had geschonken, had een hele evolutie er zich voltrokkenGa naar voetnoot(2). De weg, die verder gaat langs het testament van Hendrik III (1261), de landcharters van 1292, de keure van Kortenberg (1312) en de Waalse charters (1314), was er een van geleidelijke aangroei van zijn medezeggenschap in eigen bestuur en van het stellen van het vorstelijk gezag binnen welbepaalde perkenGa naar voetnoot(3). Vanaf het einde der XIIIe eeuw waren het vooral de steden, steunend op hun economi- | |
[pagina 7]
| |
sche kracht, die deze ontwikkeling verhaastten. In 1356 maakten ze gebruik van het uitsterven van de mannelijke lijn der hertogen bij de dood van Jan III (1314-1355), om bij de troonsbestijging de nieuwe vorsten Johanna (1355-1406) en Wenceslas (1355-1383) een charter ter bezwering en ter bezegeling voor te leggen, dat 's lands dierbaarste privilegies bevatte, en dit als noodzakelijke voorwaarde te stellen voor hun eed van trouw. Ze bezorgden Brabant aldus een handvest, dat wel als een grondwet mag worden aanzien en zij riepen daarbij voor meer dan vier eeuwen de gewoonte in het leven, dat de nieuwe hertog bij zijn inhuldiging zich bij ede verbond de klaar-geformuleerde vrijheden van zijn onderdanen te eerbiedigenGa naar voetnoot(4). Het belang der Blijde Inkomst moge blijken vooreerst uit haar lang bestaan: haar einde viel samen met dat van het ancien régime. Haar faam was buiten de grenzen verspreid; nog in 1789 vroegen de andere Nederlandse vorstendommen aan de Oostenrijkse vertegenwoordiger Ferraris dat ze, of toch haar bijzonderste artikels, tot alle provincies zou worden uitgebreidGa naar voetnoot(5). In 1830 inspireerde de Belgische wetgever zich op haar. In 1863 werd ze door de historicus E. Poullet ‘la charte la plus célèbre de notre histoire’ genoemd. En er is op 't ogenblik geen encyclopedie, ook geen buitenlandse, die haar geen rubriek wijdt, noch een synthese over Belgische of algemeen-Nederlandse geschiedenis, die het beroemde Brabantse charter onbesproken laat. De nu zo bekende naam Blijde Inkomst werd aan de oorkonde bij haar geboorte nog niet meegegevenGa naar voetnoot(6). Zelfs werd de plechtige | |
[pagina 8]
| |
intrede van de hertogen aanvankelijk niet zo genoemd. De meestgebruikte aanduiding hiervoor schijnt in de XIVe eeuw een of andere vorm of omschrijving van ‘ontvangst’ te zijn geweest (doen si ontfaen worden; ils furent receus; receptio; ontfanghen). De XVe-eeuwse chroniqueurs en kopiisten gebruikten daarnaast, en tenslotte overheersend comst, incompst, blijde incomste. Zij ook begonnen deze zelfde namen metonymisch voor het verleende charter aan te wenden. Ofschoon incompst en blijde incomste nog tot in de XVIIe eeuw door elkaar werden gebezigd, kreeg toch het laatste al vlug de bovenhand; in 1514 werd het in de Blijde Inkomst van Karel V gebruikt en dus zo goed als officieel erkend. Uit de XVIe eeuw kennen we de Latijnse vertaling laetus introitus, uit de XVIIe het Franse equivalent joyeuse entréeGa naar voetnoot(7). Het is nu onze bedoeling de Blijde Inkomst van 3 januari 1356 te bestuderen vanuit enkele, tamelijk verschillende gezichtspunten. Vooreerst weze gezegd, dat de juridisch-historische ontleding van haar onderscheiden stipulaties en bepalingen buiten ons opzet valt. Na een inleidend literatuuroverzicht wordt in het kort haar wordingsgeschiedenis en de rol door verschillende partijen daarin gespeeld geschetst; daarbij komt de vraag ter sprake of alle Brabantse onderdanen, met inbegrip zelfs van de Limburgers, tot de bevoordeelden werden gerekend. Vervolgens nemen we ons voor van het beroemde charter aspecten te belichten, die tot heden zeer weinig werden onderzocht en die, met het oog op een kritische uitgave van de tekst, alle min of meer verband houden met externe diplomatische kritiek: het begin- en eindprotocol, en de uiterlijke vorm van de oorkonde; het vermoedelijke aantal, de bestemmelingen, de onderlinge vergelijking en de merkwaardige geschiedenis der originelen; het nut en de waarde der kopieën. |
|