Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het nederige Hutje. Arm en ned'rig is mijn hutje, Maar de rust en eenigheid, Woont er in bij elken voetstap, Dit teekent ons tevredenheid. Laat de liefde bij ons wonen, Die ons niet dan bloemen biedt, Noodlot! ik benij zelfs vorsten, Ook hun kroon en glorie niet. Als mijn wijfje aan mijn harte, Vrolijk als een engel rust. En zich wiegend in mijn armen, Nu eens schertst, dan streelt en kust, Als terzijde van mijn hutje, 't Zilver beekje ruischend vliedt, En de maan ons dan beluistert. God hoe dankt dan u mijn lied. Met een kus doet zij me ontwaken, Reeds bij d' eerste morgenstraal, Juicht het blijde zonlicht tehen, Zit met mij aan 't ochtendmaal, Spoedt haar dan van dart'le kind'ren, Naar den den arbeid b[l]ij van ziel, [pagina 17] [p. 17] Spint het vlas dat ik haar bouwde, Op het vaardig snorrend wiel. Zij is altijd blij en lustig, Als ze iets aardigs mij vertelt, O wat is die man gelukkig, Die zich nooit aan rijkdom kwelt, Arm en ned'rig is mijn hutje, Maar de vrede woont er in, God! geve mij altijd die vreugde, Dat ik vergenoegdheid min. Vorige Volgende