Driejaarlijksch Salon
(Feestzaal)
Er bestaat eenen eigenaardigen spleen: de droefheid der driejaarlijksche salons. En 't ongeluk wil nog dat ze altijd zoo laat worden gehouden, in de Lente, wanneer er in de hoven weelderig-bloembeladen boomen en de eerste bloemen staan en de lucht reeds lauw en zoel is. En dan te moeten defileeren voor die honderden, duizenden doeken van ontelbare kunstenaren, die tegen de muren schreeuwen en tieren met hunne kleuren, waarvan zoo zelden het uitzicht harmonisch en werkelijk is en genot geeft Liever dan maar naar den buiten, in een wei gelegen en daar 'n echten boer te zien wandelen en een echte koe te zien grazen.
Wat 'n rommel, zonder onderscheid aangenomen en opgehangen, banaal of slecht, oneigen of onbeholpen, valsch of rammelig en met moeite haalt men tusschen die duizende belangloze lappen de 20 of 30 werken uit die dragen een stempel van wezenlijke begaafdheid, oprechte bezieling en evenwichtige meesterschap.
Tusschen die series en ritsen landschappen, interieurs, natures mortes, portretten, fantazieën, enz. heb ik met genoegen een paar oogenblikken verwijld vóór De Saedeleer's grootsch landschap, Taelemans' Winter, Blieck's haven in de sneeuw, Beauck's onweer, Stobbaerts' kudden, Welvaert's kinderen, Ensor's tuin, Leroux' spaansch-gekleurd en stemmig kamerleven, Joe Englisch's damenportret, Gouweloos' ranke naakt-vrouw, Lambert's kermis, Victor de Budt's somberen en zeer aangrijpenden kerkgang (eene verrassing dit schilderij van een nog onbekend schilder), Jean Colin's bewogen zicht op het Brusselsche beursplein, Leon Frederic's boerenmaaltijd, Van Mieghem's episch Antwerpen-poëma, Vièrin's oude huisjes die zich koesteren in de zon als luie grootmoederkens, en misschien nog een paar andere doeken. Maar buiten dat weinige, allas!
We mogen ons gelukkig heeten ten minste wat nieuws en ongecopieerds te vinden in de Poolsche sectie dezer exhibitie...
Een vranke, vrije kunst, dicht bij het leven, spontaan en geweldig. Prachtige portretten van 'n verbazend primitieve en nochtans diep-realistische en aandoenlijke factuur... landschappen van tooverachtige innigheid en van grootsche lijn... De sneeuw brengt hierin een zeer eigenaardig element, waaruit vreemd-fantastische effecten worden geboren... En jammer is 't dat dit geheel wordt ontsierd door een paar flauwe ruiters-chromos en door wat al te oppervlakkig ná - Van Gogh en ná - Gauguin impressionisme... Een openbaring - in de werkelijken zin - is deze Poolsche verzameling, die ons de onbeduidenheid van dit salon heel welgekomen vergoelijkt. Ik heb me ineens beter en schooner voelen worden vóór enkele dezer schilderijen, gelijk na het lezen van sommige boeken van Gorki. Nu en dan deed 't een of 't ander stuk me denken op de Japaners: én om zijne exotische eigenaardigheid en ook uit hoofde zelf der techniek.
L.V.