De Blauwvoet. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Blauwvoet, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Avond aan Paul Kenis O, gij die belast en beladen zijt met zware droefenis! Zie 't avondzinken in purper waas verdwijnen; Aanschouw het blinken van de avondster in blauwe oneinigheid! Mijn broeder, kom in mijnen gaard getreden, de zwarte en kil omschorste boomen blaren heel teer en bleekig groen, de perelaren dragen witte parelmoeren kleeden om hun lenden, de kromme appeltronken vieren 't blijde feest van 't Lentegroeiën mede. Zie hoe de appelbloessems gloeiën om 't gekus van gouden zonnelonken, hoe de magnolieren witte vlammen in hun donkergroene kelken branden, en hoe de moerdauw op de jonge landen zilver perels zaait - Hoe de gammen onder teeder-roze vingertoppen van mijn lief op de wit klavieren toetsen één voor één in slanke zwieren op mijn talmend harte komen kloppen! Zie dees Lenteävond is zoo schoon, mijn broeder! Kom in mijnen gaard getreden en rust uw moeë en afgematte leden, op dees bank. Dees avond is zoo schoon, mijn vriend - wiens blik ik nooit aanschouwen mocht; en kijk zoo simpel niet op mij! Mijn Hart is week van 't roodo bloeden. Gij weet niet wat ik leed en mij kwam rouwen! Aug. Vanhoutte. Vorige Volgende