ons dan, bij 't stellen of op de drukproef, een onjuistheid of een fout, zij werden ons breed uitgemeten; dan stonden daar een Sleeckx en een Max Rooses gereed, om ons tot de orde te roepen, en ons de grootste keurigheid in den vorm als een heiligen plicht voor den schrijver op te leggen.
En thans!...
Hoe onbeholpener en slordiger taal en stijl er uit zien, hoe aardiger men het vindt; men heet dit kleur en oorspronkelijkheid.
En geen mensch schijnt zich om de akeligheid te bekommeren! Niemand durft er van gewagen of er op wijzen, uit vrees voor een schoolmeester door te gaan in dezen tijd van geleerden en genieën in den dop, die uit de hoogte glimlachend neerkijken op alle leering, en reeds hun eigen weg beweren in te slaan, alvorens zij goed loopen kunnen.
Wat wordt er door sommigen toch een taaltje geschreven!
Kromtaal heet ik het en geknoei.
't Is erbarmelijk! En komt er niet spoedig beterschap, dan zou het waarachtig gek staan, voor zulke brabbeling of zulk kindergestamel nog langer in de bres te springen.
Ik weet wel, dat er ook in andere landen, o.a. Frankrijk en Duitschland, bittere klachten worden geslaakt over immer voortwoekerend taalbederf, maar dit kan ons volstrekt niet troosten. Lijkt de kwaal algemeen, dan maar met vereende krachten er op losgestormd!
Schier niemand schijnt nog vaste regels te volgen; elk houdt er eigen spraakkunst en woordenboek op na. Is dit het ideaal der jongeren en jongsten wellicht?... Dan zullen we eerlang elkaar niet meer begrijpen, zooals dit reeds het geval is bij de, ondanks alles, hoog opgevijzelde gewrochten van - neen! liever geen namen.
Regeling is er, wordt er noodig als brood!
Zijt ge in zake van spelling voor De Vries en te Winkel? Neen? Voor Kollewyn liever? Mij goed, doch kies, en houd u bij een van beiden. Gij vindt Van Beers' spraakleer verouderd? Aangenomen. Houd u dan bij die van Vercoullie, doch volg er ééne ten minste, nog een andere, indien gij wilt, maar gewen u aan een vast richtsnoer en maak van uwe taal geen toren van Babel!
En zoo'n warboel is zij reeds bij velen, die voor ons publiek schrijven.
Tot hiertoe mochten wij het onzen Noorderbroeders verwijten, dat zij ons gemeenschappelijk erfgoed verbasterden, en wij lachten wel eens over hun dwaze ingenomenheid met Fransche woorden en uitdrukkingen. De huidige Vlamingen hebben aan de Hollanders in dit opzicht niets meer te benijden; zij gebruiken even gereedelijk: princiep, resultaat, sereen, élite, decisief, citeeren, enorme, proportie, subtiel, evolutie, nonsens, volume, livraison, tableau, journaal... en honderd andere bastaardwoorden, alsof daarvoor geen goede uitdrukkingen bestonden in ons Nederlandsch.
Nooit werd er zoo onbezonnen het eerste beste woord maar uitgeflapt, als sedert de verschijning van uitstekende boeken over de beteekenis der verschillende synoniemen.
Velen, die zich helden wanen van de pen, kunnen niet eens een nominatief van een accusatief onderscheiden en zetten zonder blikken noch blozen; ‘Toen werd den strijd beslist’, of iets van dien aard.
Hoofdletters gebruiken voor eigennamen en van eigennamen afgeleide hoedanigheidswoorden wordt volstrekt niet meer in acht genomen, zoomin als 't aaneenschrijven van samenstellingen. Men stuit voortdurend op foutieve vormen als deze: de advocaat heeft uitstekend gepleten, - waren al zulke wantoestanden nog maar te herschapen, - menschen, wiens geduld uitgeput geraakt... en honderd andere.
Onnoodige en nuttelooze woordherhalingen worden niet meer vermeden, dit komt er waarschijnlijk minder op aan, of de tijd ontbreekt om beter te doen. Allerlei Fransche uitdrukkingen krijgen allengs burgerrecht in onze taal, b.v. ‘in zijne enge schoentjes zitten’, voor: ‘ertusschen zitten, in 't nauw of op de pijnbank zitten’.
Volgens mij zijn 't de schrijvers uit West-Vlaanderen - aan wier talent ik overigens hulde breng - en eenige hunner navolgers uit andere provinciën, welke door 't voortdurend en stelselmatig gebruik van dialect al die verwarring hebben gezaaid op 't veld onzer lieve Nederlandsche taal.
Wel is waar leenen gewestelijke woorden en wendingen zekere kleur en kracht en bevalligheid aan den stijl, wanneer zij ten gepasten tijde worden aangebracht, zooals in de verhalen van Maurits Sabbe; ook leveren de dialecten woorden en vormen op, welke de algemeene spraak kunnen verrijken.
Geheele werken in streektaal schrijven is echter verkeerd en kan niet steng genoeg afgekeurd worden. Het geeft onze vijanden het recht te vragen, in welk Vlaamsch de Belgische wetten moeten gestemd worden, en wij zullen eerlang niet meer kunnen antwoorden; in 't Nederlandsch! de letterkundige taal, de taal onzer schrijvers! vermits niemand ze nog kennen, nog eerbiedigen, nog gebruiken zal.
Reeds zeer dikwijls heb ik rondom mij hooren zeggen: ‘lk lees heel gaarne Tony en Hildebrand, Pol de Mont en Van Eeden, Busken Huet, Van Nouhuys en Vermeylen; doch ik verkies verre het Fransch boven het West-Vlaamsch!’
Vlaamsche schrijvers, zoovelen als wij zijn, laat ons toch Nederlandsch schrijven en onze taal verzorgen als ons dierbaarste erfstuk, of op den duur geraakt Vlaanderen toch, ondanks al ons verzet, voor de Nederlandsche beschaving verloren!
Frans Van Cuyck.