Smeltkroes-historie.
Als een wereldgebeurtenis hebben ze ons aangekondigd de saamsmelting van de tijdschriften Ontwaking en Nieuw Leven. Het heette dat ‘het lang verwachte’ gebeurd was, dat het ‘tehuis’ voor alles wat schrijft in Vlaanderen eindelijk was opgebouwd.
Ik kan het lang zoo belangrijk niet vinden wat gebeurde en dat beide tijdschriften zijn opgegaan in de smeltkroes, alzoo verloren hebben karakter en beteekenis, is voor de daar in betrokkene redacteuren eerder te betreuren dan toe te juichen. Ook de bloei van de jongere vlaamsche literatuur heeft daar niets bij gewonnen.
Ik wil de historie van nabij beschouwen, oorzaak en gevolg nagaan en vooral kalm kritisch blijven in het beoordeelen der feiten; want kalmte past ons zeer, na zooveel geschreeuw en gebalk van allerhande tijdschriftmenschen, al sedert jaren, die toch nog maar niet onze geruststelling en ons vertrouwen in het waarachtige eener nieuwe generatie, vestigen. Want, hebben we als tijdschrift, - ik bedoel niet als literatuur en sluit uit de afzonderlijke goede stnkken die nu en dan in tijdschriften verschenen, - iets van beteekenis gekend, na Van Nu en Straks en Vlaanderen? Is er een vastgeslotene groep van persoonlijkheden, al waren het maar jongere persoonlijkheden geweest, die zich als toen hebben geuit in een mooi tijdschrift?
En nu zeggen ze dat het komen zal, dat het gekomen is, het lang verwachte. (Wat zoo lang verwacht werd begrijp ik toch ook al niet. Ik geloof niet dat er gewacht werd op wat anders dan op goede literatuur, die van jongeren tot dusverre steeds in kleine mate is uitgegaan en ik durf gelooven dat een tijdschrift hoe ‘lang verwacht’ ook, daar niets zal in veranderen. De jonge vlaamsche literatuur, die ook aan 't zich verklaren is gegaan, na diegene van Van Nu en Straks en Vlaanderen, die blijvend bleken: Vermeylen, de Bom, Hegenscheidt, van Langendonck, Streuvels, Buysse, Teirlinck en van de Woestijne, heeft, ter uitzondering van zeer zeldzame buiten-tijdschriftlevende eenlingen als Victor de Meyere b v., nog alles te doen; met of zonder tijdschrift heeft het jongere geslacht zich nog altijd te openbaren, het is er nog lang niet!)
Het ‘lang verwachte’ is dus niet een algemeen tijdschrift maar een algemeene literatuur.
Dat zulke algemeene literatuur, die aansluiten moet bij het werk van de bovengenoemde schrijvers, in zulk algemeen tijdschrift niet zijn uiting zal vinden, is gemakkelijk te bewijzen.
Een tijdschrift dat uiting wil geven aan de krachten van een generatie, zal in de eerste plaats van die generatie zelf uitgaan; zulke generatie, zoo ze werkelijk bestaat, zal zich één gevoelen in wezen; de krachten die ze uitmaken zullen onderling dit gemeen hebben dat ze allen wat persoonlijks en nieuws - anders is het geen kunst - te zeggen hebben en bovendien verbonden zijn door een algemeene overeenkomst van aard - anders is het geen generatie - in zake de algemeene gevoelens. Men zie wat in de historie der Nederlandsche literatuur de generaties van '80 in Holland en '90 in Vlaanderen beduidden; hoe de nieuwheid en de oorspronkelijkheid en ook de aard algemeen waren; wat een eenheid in wezen en ziel er was. Het nieuwe tijdschrift nu, product van twee tijdschriften die financieel en letterkundig aan 't schipperen waren, - we weten allen: dat Nieuw-Leven, gesticht uit oproerig-menschelijk en oproerig-letterkundig willen, door menschen die er sedert lang, omwille van moelijkheden met de uitgever, die 't revolutionnaire er buiten wou en het algemeen zoete voorstond, stilaan werd het brave, waterige tijdschrift dat we kennen; orgaan van een boekhandelaar ‘qui se paie le luxe d'une revue à lui’, waarin hij zijn van de Woestijniaansche gedichtekens drukken kon en zijn boekhandel bevorderen en waarin verder de lauwste onmachtigen van Vlaanderen treurspelen schreven, nà Phèdre en Iphigeneia(s) of Streuvels plagieerden of Vermeylen nadeden; we weten allen: dat Ontwaking, ergekomen uit ernstig, individueel anarchistisch willen, waarin ook letterkundige ratés literatuur mochten maken en zich, om wille der bladvulling, door enkele der Van Nu en Straksers lieten meehelpen, ook al stilletjes aan 't vervormen ging en steeds slabakte, tot het eindelijk de hulp inriep van 'n paar goede literatoren en het dan werd, - het wou toch voor alles de oude banier hoog houden - 'n mengelmoes
van literatuur met dingen die daar niets mee te maken hebben en vaag op anarchisme geleken -; het nieuwe tijdschrift alzoo: een oplossing in de gietlepel van al die sierlijke verscheidenheden, al die op-zichzelfstaande mengelmoesen. Voorheen dus, ofte in den gang der tijden even enkele maanden geleden, waren deze tijdschriften principeel, voor zoover er van ‘principe’ spraak mag zijn bij dergelijke dingen, gescheiden. Elke aankondiging en elk prospectus dat destijds individueel door ieder tijdschrift opzichzelve werd verspreid, voerde toen toch ook al in 't blazoen ‘het lang verwachte’.
Toen het dan met elk tijdschrift op-zichzelve financieel slecht toeging, besloten de uitgevers, let wel de uitgevers, want de redacteuren, langs beide zijden, hebben niets in de zaak te zien gehad, hun ‘lange verwachte’ tendenz saam te smelten, hopende dat de gansche ploeg van redacteuren gemakkelijker maandelijks 64 bladzijden zou volschrijven met vereende krachten, daar het anders wel een beetje lastig bleek elke groep opzichzélve 64 bladzijden te doen volstoppen. Wat meer, beide uitgevers, hun abonnenten saamvoegend, stonden voor een prach-