De Blauwvoet. Jaargang 1
(1910-1911)– [tijdschrift] Blauwvoet, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Guldensporenslag- ‘Schild en Vriend! Vooruit!’ - riep Jan Breydel,- ‘geen genade, sla dood!’ - Forschig stieten ze de pieken in de rompen der peerden: sloegen, in machtigen zwaai, hunne zware knotsen, schedel. krakend op de ruiters: kneusden en beukten, mokerden neer woest en wild, genadeloos. - En..... De beiaard schudde in rinkelend zegegeschal, zijne klanken over 't doomende veld; bij 't roffelen der trommen dansten de leeuwen, de Vlaamsche leeuwen, langs de straat! - Vlaanderen was Vrij! Oh, 't is zoo zoet te leven in het verleden; de weldoende baren der opzwalpende romantische zee, om onzen geest te voelen klotsen! De elfde juli! - 't Is alsof er al de vier gewesten van het Vlaamsche land eene davering opdeint en de prachtige vlasgaarden met de malsche korenvelden en de groene sparrenbosschen met de geel-glimmende heide en de zinderende zonne hoog in den wijden azuren hemel, in een machtig-luiden lach uitschateren hunne blijdschap om den zegedag van over zes honderd jaar. De elfde juli! De guldensporenslag! Vlaanderen vrij! Joelt en jubelt mee, Vlamingen, telgen der Vlaamsche kerels; laat de leeuwen dansen! met wapperende vlaggen in de vendellocht, langs de straten gezongen een dreunend kerelslied: En hier staan wij, 't hoofd omhooge,
Vuisten siddrend, kokend bloed,
Vlamme in 't herte, vlamme in de ooge
en ons name ons trillen doetGa naar voetnoot(1).
De elfde juli! Vlaanderen vrij! Laat ons luide uitzingen, het verlangen, het hopen, het streven, het eischen, van hen, die de zonen zijn der leeuwen van 1302; van hen, die zich bewust worden van hun eigen aard en eigen zijn! Herdenken wij geestdriftig den grooten dag van 1302 en harnassen wij ons om morgen eens voor goed den geduchten eindstrijd aan te vangen; in 't vuur te stormen, - niet met pieken en goedendags, - maar met stevig uitgeruste geesten; om den Vlaamschen strijd uit te maken ten bate en tot welzijn van 't Vlaamsche volk * * * - De Vlaamsche strijd wordt belemmerd door de kleinsteedsche politiek - schreef Albrecht Rodenbach en heden is dat nog waar. Anderen strijden alsof de Vlaamsche strijd eeuwig moet blijven duren. Wanneer zal de baan open liggen waarlangs de grooten tot de kleinen moeten gaan, om in vrede de vooroordeelen tusschen hen beiden uit den weg te ruimen! Wanneer zal de Vlaming, in zijn eigen land, op zijn eigen erf, het onmondig kind, het trekpeerd niet meer moeten zijn van vreemden! Vlaamsche knapenschap, weest zaaiers, zaaiers van Vlaamsche gedachten! Dat uw wil met uw verstand samenwerke en altijd voor oogen - als uw geloof in uw kunnen groot genoeg is kunt ge bergen verzetten! - De Vlaamsche kamp moet voor ons wezen - het werk om Vlaanderen, het is te zeggen: het Vlaamsche land, of Vlaamsch België, zoo men wil, te doen herworden en herbloeien in de volle ontwikkeling van eigen wezen en werkzaamheid: aard, zeden, gedachten, gebruiken, tale, kunst, wetenschap, handel, nijverheid. - Zoo leert ons Albrecht Rodenbach. Vlaamsche knapenschap, weest zaaiers van Vlaamsche gedachten! dan zult ge binnen kort, al zingend gedachten! dan zult ge binnen kort, al zingend 't Daghet in den Oosten
het lichtet overal!
de plaats kunnen overzien met welbehagen, waar ge gezaaid hebt en met voldoening 't kunnen uitroepen: Wij hebben den goeden strijd, den heiligen Vlaamschen strijd gestreden tot het einde en de zege is aan ons! JUL. KREKEL. |
|