tieke koers uit door als leider van de Katholieke Volkspartij de socialistische PvdA als coalitiepartner te kiezen. Hij noemde zijn rooms-rode coalitie ‘Het Nieuwe Bestand’, en nam daarmee afstand van de vooroorlogse Nolens-doctrine: alleen bij uiterste noodzaak. Beels keuze was geheel in de lijn van Pius XI, die in zijn encycliek met zoveel woorden had gezegd: ‘dat hun eisen [die van de sociaal-democraten] de rechtmatige eisen der christelijke maatschappijleer immers sterk nabij komen.’ Dat Beel Quadragesimo Anno inderdaad had bestudeerd, leek me voor de hand te liggen. Had de paus zijn encycliek niet ingeleid met de krachtige volzin: ‘Krachtens het feit dat Ons door God de schat der waarheid is toevertrouwd, en krachtens Onze strenge plicht, de zedenwet in volle omvang te verkondigen, te verklaren, en - of de mensen het bevalt of niet - op haar naleving aan te dringen, vallen niet alleen kwesties van sociale, maar zelfs van economische aard onder Onze bevoegdheid en hebben wij hierin in hoogste instantie uitspraak te doen.’ Ik heb aangenomen dat de katholieke politicus de Heilige Vader diens aanspraak, op sociaal en economisch terrein de waarheid in pacht te hebben, volmondig heeft erkend, en ernaar heeft gehandeld.
Wat doe je wanneer je een essentiële bron wordt onthouden? Ga je er dan maar aan voorbij? Of probeer je er iets van te maken? Ik werd voor die vraag gesteld toen ik mij verdiepte in de Greet-Hofmansaffaire. De affaire kwam in de openbaarheid toen het Duitse blad Der Spiegel op 13 juni 1956 onthulde dat aan het Nederlandse hof zich in de gedaante van de gebedsgenezers Greet hofmans een ‘Raspoetin’ had genesteld. Het leidde tot wat in die tijd een probaat middel werd geacht: er werd een commissie van drie wijze mannen gevormd, waarvan Beel de leiding van op zich. Alhoewel al demissionair, legde hij zijn ministerschap neer om het koninklijk paar de weg te wijzen in de pijnlijke situatie die het artikel in Der Spiegel had geschapen. De commissie-Beel kwam na enkele maanden met een advies waarin enkele krachtige ingrepen in de hofhouding werden aanbevolen, die op 24 augustus werden publiekgemaakt. Wat niet werd gepubliceerd was het rapport van de commissie, waarin haar voorgestelde maatregelen waren gemotiveerd. Het verdween in het Koninklijk Huisarchief (kha)
Een pikanterie was dat prins Bernhard, die ik voor mijn Beel-biografie uitvoerig heb geïnterviewd, vond dat ik als biograaf van Beel van diens rapport moest kennisnemen. Toen ik me met deze prinselijke introductie, meldde bij de directeur van het kha, kreeg ik echter te horen dat niet de prins, maar koningin Beatrix daarover besliste, en die gaf me geen toegang tot haar archief. Ik kwam wel zover dat ik de zogenoemde Greet-Hofmansaffaire kon terugbrengen tot een Soestdijk-kwestie, te weten een dreigende echtscheiding van Juliana en Bernhard die waarschijnlijk tot abdicatie van de koningin had geleid, en wellicht tot een complete koningskwestie. Ook werd me duidelijk dat prins Bernhard het artikel in Der Spiegel had ingestoken. Al met al kwam ik tot de conclusie: ‘De maatregelen die uit het rapport van de commissie-Beel zijn voortgevloeid, de gedwongen breuk van Juliana met haar vriendin Greet Hofmans, het ontslag van enkele leden van het hofpersoneel en de verbanning van de conferenties van de Hofmansgroep van het