Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
De waanzinnige wetenschapper?
| |
InleidingVan Eeden kan worden beschouwd als de belangrijkste Nederlandse pionierparapsycholoog.Ga naar eind1 Hij was één van de eerste Nederlandse intellectuelen die actief geïnteresseerd was in onderzoek naar spiritistische verschijnselen, zoals het waarnemen van geesten en het lezen van gedachten. Van Eedens interesse hierin heeft gezorgd voor flink wat meewarigheid bij zijn biograaf Jan Fontijn. Waar hij Van Eeden in de eerste periode van zijn leven hem zijn kritische interesse in spiritisme nog wel wil vergeven, raakt hij voor de periode na de dood van Van Eedens zoon in 1913 teleurgesteld in zijn meer kritiekloze houding.Ga naar eind2 In dit | |
[pagina 70]
| |
artikel zal worden beargumenteerd dat het spiritisme en ‘psychical’ research door latere historici lange tijd werden gezien als afwijkend, maar dat Van Eedens interesse voor het bovennatuurlijke heel goed te begrijpen is in een bredere culturele context en in het licht van zijn wetenschapsfilosofische opvattingen. | |
Veelzijdig representant van het fin de siècleZijn belangstelling voor spiritisme en ‘psychical’ research was slechts één van de vele interesses van Van Eeden. Niet alleen was hij een gevierd schrijver, ook was hij pionier op het gebied van de psychotherapie toen hij in 1887 samen met de huisarts Albert Willem van Renterghem een praktijk in hypnotische behandelingen begon. Van Eeden verliet de praktijk in 1893 en richtte vanaf dat moment zijn aandacht meer op filosofische en maatschappijkritische projecten, zoals de stichting van de utopische landbouwgemeenschap Walden.Ga naar eind3 Later zou Van Eeden één van de eersten in Nederland zijn die zich actief met de psychoanalyse bezig hield. De ideeën en bezigheden van Frederik van Eeden waren ook in zijn tijd zeker niet onomstreden. Zijn literaire werk kon rekenen op forse kritiek van vooral Albert Verwey, zijn wat wereldvreemde kolonie Walden werd afkeurend bekeken door buitenstaanders en zijn filosofische ideeën over de menselijke geest werden lang niet altijd serieus genomen. Maar door zijn vele essays en lezingen en zijn vermogen om mensen bij elkaar te brengen, maakte Van Eeden wel degelijk deel uit van de intellectuele top in Nederland en zelfs daarbuiten. Zo richtte hij in Berlijn in 1912 de Forte-Kreis op, een gezelschap dat ‘een wereldraad van wijzen’ wilde vormen en waar onder anderen de filosoof Erich Gutkind, de zakenman Walther Rathenau en de schrijver Henri Borel deel van uitmaakten. In zijn Signifische Kring, opgericht in 1918, bevonden zich vooraanstaande Nederlandse wetenschappers zoals de wiskundige Bertus Brouwer en de taalkundige Jacobus van Ginneken. Door zijn eclecticisme lijkt Van Eeden voor historici in zijn eentje het gehele Nederlands fin de siècle te kunnen personifiëren. Of het nu gaat om het in deze periode opkomende vegetarisme of het anti-vivisectionisme, de verhouding tussen theosofie en kunst eind negentiende en begin twintigste eeuw of de wisselwerking tussen literatuur en wetenschap: Frederik van Eeden heeft zich ermee beziggehouden. Zijn biograaf Fontijn noemt Van Eeden niet voor niets het prototype van de fin-de-siècle man.Ga naar eind4 | |
Frederik van Eeden als spiritistIn tegenstelling tot zijn bezigheden voor Walden of de hypnotische praktijk met Van Renterghem hield Van Eeden zich niet zozeer in praktische of institutionele zin bezig met spiritisme en ‘psychical’ research. Hem werd wel regelmatig gevraagd voortrekker te zijn van onderzoek naar het spiritisme in Nederland, maar daaraan had Van Eeden niet veel behoefte.Ga naar eind5 Hij was vooral geïnteresseerd in de theoretische en filosofische implicaties van spiritistische verschijnselen. Van Eeden hield diverse voordrachten en schreef verschillende essays over het nut en belang van spiritisme en ‘psychical’ research. In het werk met zijn patiënten hield hij bij welke paranormale verschijnselen | |
[pagina 71]
| |
Frederik van Eeden door Koos Speenhoff, 1927
zij meedeelden en deed hij experimenten met hen. Daarnaast onderzocht hij internationaal bekende mediums. In januari 1890 hielden Van Eeden en Van Renterghem in hun praktijk een seance met het medium Anna Eva Fay. Deze seance kan worden beschouwd als het eerste Nederlandse parapsychologisch onderzoek.Ga naar eind6 Er werd onderzocht of Miss Fay daadwerkelijk in staat was om voorwerpen vanaf een afstand met haar geest te doen bewegen. Dit experiment was een exacte herhaling van het opvallend succesvolle onderzoek van de bekende Britse natuurkundige William Crookes in 1875. Het experiment in 1890 was echter geen succes. In het verslag van Charles van Deventer - indertijd assistent van de beroemde scheikundige Jacobus Henricus van 't Hoff - werd geconcludeerd: ‘De herhaling eener séance als deze is niet aan te bevelen.’Ga naar eind7 In 1901 reisde Van Eeden naar Groot-Brittannië om onderzoek te doen naar de prestaties van het medium Thompson. In zijn succesvolle zittingen met Thompson sprak Van Eeden met haar af dat wanneer hij weer terug is in Nederland ze elkaar in hun dromen zullen ontmoeten. Van Eeden was van jongs af aan zeer geïnteresseerd in dromen. Hij hield dromendagboeken bij en was vast van plan een omvangrijke studie over dromen te publiceren. Ook in zijn literaire werk is zijn belangstelling voor spiritisme en ‘psychical’ research terug te vinden, zoals in Lied van schijn en wezen (1895) maar ook in De nachtbruid (1909). Vanaf 1915 tot 1922 maakte Van Eeden deel uit van diverse spiritistische kringen in Nederland en vooral dit kan Fontijn maar moeilijk plaatsen. | |
Het spiritisme als afwijking?Fontijn is niet de enige die van mening is dat Van Eeden zich wat al te kritiekloos verloor in het spiritisme gedurende zijn leven. In haar studie Freud en Nederland ziet Ilse Bulhof Van Eeden eveneens als niet geheel toerekeningsvatbaar en maakt hij op haar ‘de tragische indruk van een verdwaalde sjamaan’.Ga naar eind8 Een soortgelijke interpretatie is te herkennen in Jan Romeins beroemde interpretatie van spiritisme en aanverwante stromingen als ‘kleine geloven’ in zijn Op het breukvlak van twee eeuwen. Romein ziet deze vorm van idealisme vooral als iets ‘ziekelijks’ en ‘onmenselijks’.Ga naar eind9 Evenals Bulhof en Fontijn trekt Romein de conclusie dat het spiritisme en ook ‘psychical’ research niet serieus genomen kunnen worden - het zijn excessen van zieke geesten. | |
[pagina 72]
| |
Paul van Eeden
Lange tijd hebben (wetenschaps)historici spiritisme en ‘psychical’ research behandeld als afwijkend.Ga naar eind10 Gedurende de laatste twee decennia is hierin verandering gekomen en wordt deze interesse van vooraanstaande intellectuelen geplaatst in de culturele context van die tijd.Ga naar eind11 Het heeft er alle schijn van dat wat we nu als raar of afwijkend bestempelen - zoals interesse in het bestaan van geesten door een vooraanstaande intellectueel als Frederik van Eeden - een eeuw geleden als een stuk minder merkwaardig werd opgevat. In een periode waarin het christendom aan gezag inboette, tegelijkertijd de (natuur) wetenschap grote maar ook beangstigende ontdekkingen deed - zoals de evolutietheorie en de tweede hoofdwet van de thermodynamica - en sociale problemen de kop opstaken, was er ruimte voor een poging om het onstoffelijke te verenigen met wetenschap. Voor onder andere Duitsland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Frankrijk zijn pogingen ondernomen om de geschiedenis van het spiritisme en ‘psychical’ research te interpreteren als uitingen van sociale, culturele en politieke onzekerheid. Voor Nederland ontbreken dergelijke studies vooralsnog. | |
Internationale zielsverwantenUit de internationale studies blijkt dat Van Eeden zeker niet de enige pionierpsychiater of -psycholoog was die zich actief bezig hield met het spiritisme. De Amerikaan William James is hier een noemenswaardig voorbeeld van, maar ook de Duitser Gustav Fechner en de Fransman Pierre Janet. De bakermat van het wetenschappelijk onderzoek naar spiritistische of paranormale fenomenen ligt in Groot-Brittannië. Het was in Londen dat in 1882 de eerste Society for Psychical Research (SPR) werd opgericht door intellectuelen als de classicus en dichter Frederic Myers, de natuurkundige William Barrett en de filosoof Henry Sidgwick. Ook de eerder genoemde Crookes was lid van deze vereniging. Bij deze vereniging waren behoorlijk wat vooraanstaande wetenschappers betrokken, maar de SPR was verder niet verbonden aan een universiteit. Wel probeerden ze zo gecontroleerd mogelijk experimenten te doen met mediums en was er een tijdschrift - de Proceedings - om de resultaten in te publiceren. Hiermee was de SPR de eerste stap op weg naar het creeren van een wetenschappelijke discipline die zich bezig hield met de bestudering van bovennatuurlijke verschijnselen als het lezen van gedachten, de effecten van hypnose en geestverschijningen. In Nederland zou het tot 1920 duren voordat er onder voorzitterschap van pionierpsycholoog Gerard Heymans en onder vice-voorzitterschap van de psychiater Gerardus Jelgersma een Studievereniging voor Psychical Research kwam. Tot die tijd waren er herhaaldelijk oproepen om het inspirerende Britse voorbeeld te volgen. Van Eeden noemde de Britse SPR voor het eerst in 1888, in zijn essay ‘Ons dubbel-ik’. Volgens Van Eeden is deze vereniging een toonaangevend voorbeeld van goede psychologie.Ga naar eind12 Van Eeden merkte tevreden op dat de Britse SPR zijn voorgestelde onder- | |
[pagina 73]
| |
zoek naar telepathie, psychokinese, trance en toekomstvoorspelling op zich nam.Ga naar eind13 Van Eeden correspondeerde hierover veelvuldig met Frederic Myers en in 1894 werd hij - gelijktijdig met zijn collega hypnotherapeut Van Renterghem - lid van de Britse SPR. Over zijn bevindingen met het medium Thompson publiceerde Van Eeden een artikel voor de Proceedings van de SPR en hield hij voor het gezelschap ook een lezing hierover. Ondanks dat hij overtuigd was geraakt van de echtheid van de prestaties van Thompson bepleitte hij voorzichtigheid bij de onderzoekers: ‘Laat ik mijn tegenwerping aanvullen, door te zeggen, dat de meeste waarnemers zoo niet te goedgeloovig, dan toch zeker te begeerig zijn geweest.’ Hier vinden we iets van de kritische houding waardoor Fontijn de belangstelling van Van Eeden voor het spiritisme nog wel kan tolereren. Wat niet wegneemt dat Van Eeden wel degelijk aan de mogelijkheid van het bestaan van paranormale fenomenen geloofde: ‘(...) het goud der waarheid moet gezift worden uit het erts van tooneelspel en fantasie.’Ga naar eind14 In 1913 hield Van Eeden voor de Britse SPR een voordracht over dromen. Waar Van Eeden in 1901 nog pleitte voor voorzichtigheid en geduld, is volgens Fontijn deze kritische geest hier welhaast verdwenen. Van Eeden eindigde deze lezing - waarin hij de term ‘lucide droom’ introduceerde - namelijk met: ‘I have a rational certainty of immortality; I know that I, my own self, my memory, is indestructible; but the tremendous question is, what am I to expect? How will it be?’Ga naar eind15 Voor Fontijn is dit een teken dat Van Eeden naarmate de jaren vorderden steeds meer op zoek ging naar het antwoord hierop. Toch is deze lezing juist ook behoorlijk kritisch en nuchter te noemen in zijn conclusie dat: ‘To put it all down to “unconsciousness” is very convenient; but then I say that it is just as scientific to use the names Beelzebub, or Belial. I, for one, do not believe in “unconsciousness” any more than in Santa Claus.’Ga naar eind16 | |
GevoelswetenIn hetzelfde jaar dat Van Eeden voor de SPR zijn lezing over dromen hield, stierf zijn zoon Paul (1889-1913) aan de gevolgen van tuberculose. Het is volgens Fontijn door het gemis van zijn lievelingszoon dat Van Eeden geheel terechtkwam in ‘(...) de hallucinerende wereld van het spiritisme’.Ga naar eind17 Fontijns teleurstelling over zijn deelname aan seances in deze periode is overduidelijk: ‘Het is typerend voor zijn kritiekloze houding en zijn instabiliteit in die tijd dat hij ertoe overging (...) een spiritistische kring te vormen.’Ga naar eind18 Voor Fontijn is dit zelfs de voorbode van de algehele waanzin die Van Eeden in zijn laatste levensjaren zou overvallen.Ga naar eind19 Van Eeden publiceerde vlak na de dood van zijn zoon het boekje Paul's Ontwaken. Opvallend is daarbij dat het op een andere manier spiritistisch van aard is dan men zou verwachten. Hoewel het medium Annie Bosch - bij wier spiritistische kring Van Eeden zich aansloot in 1917 - regelmatig in contact trad met zijn overleden zoon, was Van Eeden in eerste instantie niet expliciet op zoek naar contact met Paul. Daarvoor was zijn overlijden te vredig: ‘De gelukkig gestorvene, de zalige is te zeer “anders” geworden om zich te willen manifesteeren.’Ga naar eind20 Het belangrijkste | |
[pagina 74]
| |
dat Van Eeden zei te hebben geleerd van de dood van zijn zoon is het primaat van de onvernietigbare geest. Dit was hem verstandelijk en wetenschappelijk al bekend, maar daar was nu een ‘gevoelsweten’ bij gekomen.Ga naar eind21 Dit boekje van Van Eeden is van een geheel andere aard dan het vergelijkbare boek eveneens over het overlijden van een zoon van de beroemde Britse natuurkundige en parapsycholoog Oliver Lodge uit 1916. Diens zoon Raymond overleed aan het front en in het gelijknamige boek deed hij verslag van de seances waarin zijn zoon verscheen. In zijn boekbespreking noemde Van Eeden ‘Raymond’ een weliswaar overtuigend relaas, maar: ‘Dat neemt echter niet weg dat men steeds critisch moet blijven en op zijn hoede, want in geen tak van weetenschap is het zoo moelijk en zoo noodig echtheid van zelfbedrog naauwkeurig te onderscheiden.’Ga naar eind22 Het gevoelsweten naar aanleiding van Pauls dood lijkt naadloos aan te sluiten op Van Eedens wetenschapsfilosofische opvattingen.Ga naar eind23 Voortdurend pleitte hij tegen de dogmatische materialistische wetenschap: ‘Ik voor mij ben stelliger dan ooit van meening, dat het van te voren verwerpen en niet willen onderzoeken van onbekende en vreemd schijnende dingen, de grootste vijand van wetenschappelijken vooruitgang is’.Ga naar eind24 In een andere voordracht stelde hij: ‘(...) onze eeuw is zeer nuchter en welbezonnen. Doch uit louter minachting voor hysterie en mysticisme, kon de bezonnenheid wel eens bekrompenheid worden.’Ga naar eind25 Kortom; de wetenschap is het aan haar stand verplicht zich ook bezig te houden met zogenaamde ‘bovennatuurlijke’ fenomenen. | |
Onderzoek naar het primaat van de geestVolgens Van Eeden hoorde de bestudering van het bovennatuurlijke niet thuis in de natuurwetenschap, maar was hier een specifieke rol weggelegd voor een nieuwe tak van wetenschap: ‘Bijna alle zoogenoemd bovennatuurlijke dingen, over wier al of niet bestaan thans zoo zeer gestreden wordt, hooren thuis in de psychologie.’Ga naar eind26 Het is juist de psycholoog die weet hoe belangrijk het is leugens en bedrog serieus te onderzoeken en te proberen zich zo min mogelijk te laten meeslepen door wat men wíl zien: ‘De psycholoog weet welk een subtiel werktuig de menschelijke ziel is, hij weet wat suggesties en auto-suggesties zijn, en vindt deze terug in de door het medium gestelde voorwaarden.’Ga naar eind27 Met deze opvattingen trok Van Eeden ten strijde tegen de in die tijd heersende materialistische wetenschap. Van Eeden achtte bestudering van de geest superieur en wilde de oneindigheid van het geestelijke (in tegenstelling tot het vergankelijke stoffelijke) bewijzen. Volgens Van Eeden boden de psychologie en de filosofie het echte, directe weten. De natuurwetenschap was slechts een representatie van de werkelijkheid. Alles wat we kennen, kennen we via het Zelf, via het Ik en dat maakt niet alleen de geest de essentie van ons zijn maar de psychologie ook de belangrijkste tak van wetenschap. Van Eeden voorspelde het ‘einde der materialistische periode der natuurweetenschap’Ga naar eind28 en streefde naar een wetenschap waarin het niet-stoffelijke (oftewel de geest) centraal stond. Dit betekent overigens niet dat hij voor de psychologen een gemakkelijke taak zag weggelegd, zeker niet wanneer ze zouden blijven proberen aansluiting te vinden bij | |
[pagina 75]
| |
de dogmatische en materialistische natuurwetenschappen: ‘Vruchteloos ziet men de psychologen om het Zelf heendraaien, als katten voor een spiegel, grijpende naar hun eigen beeld.’Ga naar eind29 Pas wanneer de psychologie haar bijzondere positie in de wetenschap zou accepteren en antimaterialistisch te werk zou gaan kon zij de werkelijkheid echt (be)grijpen. Hiermee plaatste Van Eeden zijn opvattingen over de psychologie tegenover de ideeën van Wilhelm Wundt, die in 1879 het eerste psychologisch laboratorium ter wereld oprichtte. Wundt streefde er juist naar om een experimentele fysiologische psychologie te vestigen naar voorbeeld van de natuurwetenschappen. In Nederland kwam de psychologie wat later van de grond en daarmee bevond Van Eeden zich middenin de discussie over de invulling van deze nieuwe wetenschap. Het begin van de Nederlandse wetenschappelijke psychologie wordt doorgaans gesitueerd in 1892, het moment dat Heymans de beschikking kreeg over zijn psychologisch laboratorium. Heymans' filosofie van het psychisch monisme vertoont grote overeenkomsten met de ideeën van Van Eeden. De Nederlands letterkundige Mary Kemperink schaart de ideeën over de psychologie van Van Eeden en van Heymans onder de noemer ‘psychologisch utopisme’.Ga naar eind30 Volgens Kemperink zijn deze pionierpsychologen ervan overtuigd dat de wetenschap psychologie - mits ingevuld op een niet-materialistische wijze - bij kan dragen aan het besef dat we allen deel uitmaken van een universele Ziel of Geest waardoor uiteindelijk eenheid en harmonie in de wereld kan worden bewerkstelligd. In tegenstelling tot Van Eeden was Heymans wel bereid zijn ideeën aangaande het bovennatuurlijke praktisch en institutioneel vorm te geven en de eerste voorzitter van de Nederlandse SPR te worden. | |
ConclusieAfgaande op zijn prominente plek in de geschiedschrijving van het fin de siècle en de nog steeds voortdurende literaire waardering van zijn romans, is het op het eerste gezicht lastig het ‘zwarte schaap’ in Frederik van Eeden te herkennen. Hij hield zich echter bezig met spiritisme en ‘psychical’ research en lange tijd werd dat door latere historici gezien als iets afwijkends. Fontijn is van mening dat Van Eeden zich na 1913 geheel verloor in absurde spiritistische praktijken, als voorbode van algehele geestelijke aftakeling. Al vanaf het moment dat Van Eeden promoveerde echter, was hij geïnteresseerd in het bovennatuurlijke. Eventuele waanzin later in zijn leven is dan ook niet voldoende om zijn overgave aan spiritistische praktijken te begrijpen. Het lijdt geen twijfel dat de dood van zijn zoon Van Eeden nog meer aangetrokken deed voelen tot het spiritisme, maar dit voegde slechts een subjectieve dimensie toe aan dat waar hij rationeel en wetenschappelijk al van overtuigd was - het feit dat ‘alles’ uiteindelijk ‘geest’ is. Hiermee plaatste Van Eeden zich tegenover de materialistische wetenschap en het daarmee gepaarde gaande angstbeeld van een koude, onttoverde wereld. Met deze agenda stond Van Eeden - zeker internationaal gezien - niet alleen. Wellicht door het wegvallen van de kracht van het christelijk geloof en de vele sociale problemen, was gedurende het fin de siècle de behoefte groot aan iets dat het individu ontsteeg - naar verbondenheid met iets | |
[pagina 76]
| |
hogers. De (natuur)wetenschap boekte in dezelfde periode grote successen, maar leek tegelijkertijd in de ogen van velen steeds verder weg te geraken van de essentie - het mysterie van het leven zelf. Het is hier dat Van Eeden en consorten een taak zagen weggelegd voor de zielkunde, oftewel de psychologie. Een dergelijke wetenschap zou uiteindelijk de superioriteit en onsterfelijkheid van de geest aantonen en daarmee zelfs bijdragen aan een betere wereld. Hierbij moest de bestudering van bovennatuurlijke fenomenen serieus genomen worden. Van Eedens belangstelling voor het spiritisme en ‘psychical’ research eind negentiende en begin twintigste eeuw laat zien dat ideeën over wat wetenschappelijk bestudeerd kan of moet worden door de tijd heen verandert. Tekenend is dat Van Eeden eind negentiende eeuw de psychologie niet alleen als belangrijkste wetenschap bestempelde, maar ook dat hij van mening was dat deze tak van wetenschap de spiritistische fenomenen moest onderzoeken. De Nederlandse pionierpsycholoog Heymans was het hier in eerste instantie mee eens, maar ergens gedurende de twintigste eeuw lijkt de psychologie haar occulte veren wel degelijk te hebben afgeschud. |
|