Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Bosie de boosdoener
| |
Oscar en BosieOscar Wilde leert Alfred ‘Bosie’ Douglas kennen in 1891, wanneer hij op de universiteit van Oxford wordt voorgesteld aan de 16 jaar jongere undergraduate. Wilde heeft dan al naam gemaakt als estheet - onder | |
[pagina 32]
| |
andere tijdens een lezingentour door de VS - en staat op het punt zijn grootste successen als toneelschrijver mee te maken. Wilde is getrouwd en heeft twee zonen. Met Douglas verkent hij de homoseksuele onderwereld van het laat-victoriaanse Londen. Vanaf het begin van hun relatie zijn er spanningen met de vader van Bosie, de markies van Queensberry, een heetgebakerde man die Wilde uiteindelijk beschuldigt van sodomie. Aangemoedigd door Douglas junior klaagt Wilde in 1895 de markies aan voor smaad. Maar als snel staat Wilde zelf in het beklaagdenbankje: Queenberry onthult het ‘geheim’ van Wilde's leven als homoseksueel, waarmee hij voorgoed de reputatie van de schrijver beschadigt. Wilde wordt veroordeeld voor ‘gross indecency’ en verdwijnt voor twee jaar in de cel. Op het moment dat hij vrijkomt, vlucht hij naar het Europese vasteland, waar hij in 1900 roemloos sterft. Douglas overleeft Wilde bijna een halve eeuw: hij trouwt, bekeert zich tot het katholicisme en roept met regelmaat weerstand op met revisionistische teksten over zijn beruchte verleden. Alfred Douglas krijgt in het tragische levensverhaal van Oscar Wilde vaak de rol van zwart schaap toegewezen. En dat terwijl Wilde zelf, in ieder geval ná 1895, door de gevestigde orde van zijn tijd tot persona non grata werd verklaard. Inmiddels heeft hij de status van held verworven - die van martelaar zelfs, van groot voorvechter van de ‘roze’ zaak. Tijden veranderen en de geschiedenis verandert mee: was Wilde aan het eind van de negentiende eeuw nog pervers en onfatsoenlijk, nu zijn het de victorianen die hem veroordeelden die als preuts en schijnheilig te boek staan. Wat Bosie betreft, de ‘feiten’ liegen er niet om. Maar het blijft fascinerend om te zien hoe in fictie van hem een personage wordt gemaakt dat Wilde doet schitteren als held. Het is Wilde zelf die tot deze specifieke portrettering van Douglas de aanzet heeft gegeven. Vanuit het heden bezien is Wilde het slachtoffer van de rechtszaken van 1895, en slachtoffers hebben altijd gelijk. Zijn eigen schrijven over de gebeurtenissen van die tijd fungeert als gezaghebbende bron voor hedendaagse fictie over Oscar en Bosie, die de vorm van een roman, toneelstuk, gefingeerd dagboek of interview kan aannemen. Het is zelfs verleidelijk om Douglas te herkennen in het hoofdpersonage van Wilde's The Picture of Dorian Gray (1890), ook al verscheen die roman voordat de twee elkaar leerden kennen. In Floortje Zwigtmans roman Spiegeljongen (2010) wordt Bosie bijvoorbeeld voor ‘even blond en onschuldig als Dorian Gray’ aangezien.Ga naar eind2 In het Nachleben van Wilde verwordt hij al snel tot een soort Dorian: verpletterend mooi van buiten maar des te verdorvener van binnen. | |
De ProfundisHet personage Bosie-de-boosdoener is met name gebaseerd op Oscar Wilde's De Profundis, een autobiografische tekst in briefvorm, vol verwijten aan het adres van Douglas. Wilde schreef De Profundis in de eerste maanden van 1897 in de gevangenis van Reading, Engeland. Hij mocht de brief niet versturen van de gevangenisdirectie, dus hij gaf bij vrijlating het manuscript aan zijn goede vriend Robert Ross, die er twee kopieën van maakte - één voor Wilde, en één voor Douglas. In 1905 zou Ross een eerste, gecensureerde versie publiceren, zonder de voor Bosie meest belastende pas- | |
[pagina 33]
| |
Oscar Wilde and Alfred Douglas
sages. In de jaren daarna verschijnen steeds langere edities, tot in 1962 de integrale tekst verschijnt, als onderdeel van Wilde's correspondentie. Deze publicatie, bezorgd door Rupert Hart-Davies, is een belangrijk moment voor het herstel van de reputatie van Wilde in de tweede helft van twintigste eeuw: in de decennia na de uitgave van Letters of Oscar Wilde groeit het besef dat de victorianen Wilde groot onrecht hebben aangedaan en dat hij met terugwerkende kracht de ‘winnaar’ van de processen van 1895 is. De biografische fictie die in de periode na de seksuele revolutie van de jaren '60 is verschenen bevestigt veelal deze interpretatie van de gebeurtenissen van 1895 - met, zoals gezegd, alle gevolgen van dien voor het imago van Bosie. Er is een aanzienlijk aantal fictionele teksten verschenen de afgelopen tijd: van de 93 twintigste-eeuwse titels die Angela Kingston noemt in haar boek over de fictionalisering van Wilde's levensverhaal kwam de meerderheid na 1970 uit; bijna de helft is zelfs van na 1990. In Oscar Wilde as a Character in Victorian Fiction (2007) laat Kingston zien dat Wilde al bij leven als personage in fictie voorkwam, maar dat hij sinds de publicatie van zijn brieven in 1962 - met inbegrip van De Profundis dus - door alles en iedereen als symbool wordt geclaimd.Ga naar eind3 De integrale tekst van De Profundis - inclusief Wilde's tirades gericht aan zijn ex-geliefde - is één van de belangrijkste bronnen voor de fictionele biografische teksten die de afgelopen twintig tot dertig jaar over ‘homo-martelaar’ Wilde zijn uitgebracht. Voor Douglas heeft dat inderdaad weinig goeds betekend. De eerste helft van De Profundis leest als een obsessieve afrekening met een obsessieve liefde; de Wilde van dit epistel is even intens als Bosie hysterisch moet zijn geweest. Wilde neemt soms bijna per seconde door welke vreselijke dingen Douglas bij hem heeft uitgehaald; het is duidelijk dat de jongen hem nog steeds beheerst. Je kunt je dus afvragen of het wel zo'n betrouwbaar document is om je eigen weergave van het verhaal van Wilde en Douglas op te baseren. De Profundis, in 1971 vertaald door Gerrit Komrij, zet Douglas meteen weg als oppervlakkig en intellectueel inferieur. Hij was een waardeloze dichter volgens Wilde; hij is in ieder geval overduidelijk de mindere kunstenaar van de twee.Ga naar eind4 Het was erg genoeg om door Douglas van zijn werk gehouden te worden, maar een nog grotere straf om tijdens de rechtszaken van 1895 onder druk de kwaliteit van zijn gedichten te moeten verdedigen.Ga naar eind5 Douglas' grootste fout is zijn ‘verschrikkelijke gebrek aan verbeelding’.Ga naar eind6 Wilde verwijt hem daarna ook | |
[pagina 34]
| |
Lord Alfred Douglas
nog zijn geld te hebben verbrast, en gewoon een slecht mens te zijn. In vergelijking met hemzelf is Bosie nietig: ‘Natuurlijk had ik je van me af moeten schudden. Ik had je uit mijn leven moeten slaan zoals een man iets wat hem gestoken heeft van zijn gewaad slaat’.Ga naar eind7 Bij de Wilde van De Profundis komt de Kunst duidelijk vóór het geld en de ethiek. Het ligt dan ook voor de hand dat hij al snel naar andere literatuur verwijst om Douglas te beschrijven: hij herkent zichzelf in een heer uit een toneelstuk van Aischylos, en Bosie in de leeuwenwelp die zich door deze heer laat opvoeden, maar desondanks al diens bezittingen vernietigt.Ga naar eind8 Biografische fictie verwijst ook graag naar eerdere teksten: in The Judas Kiss van David Hare (1998) identificeert Wilde zich met Christus, terwijl Bosie de rol van Judas vervult.Ga naar eind9 Het is een goed voorbeeld van hoe fictie, in de portrettering van historische figuren, het bestaan van eerdere teksten optimaal benut en de mogelijkheden van intertekstualiteit verkent. Hare's toneelstuk verwijst namelijk niet alleen naar de Bijbel, maar ook naar de tweede helft van De Profundis, waarin de veroordeelde Wilde zijn situatie met die van de gekruisigde Christus vergelijkt. De Profundis is een belangrijke bron voor een aantal sleutelscènes in het verhaal van Wilde en Douglas, scènes die het vragen om uitgewerkt te worden in teksten die Bosie toch vooral als de personificatie van onheil afschilderen. Om één voorbeeld te geven: in Wilde's brief wordt meerdere keren verwezen naar het feit dat Douglas regelmatig met een revolver op zak liep om zich te beschermen tegen zijn vader.Ga naar eind10 Bosie wordt in de fictie altijd wel een keer met dat pistool opgevoerd: hij komt als zodanig voorbij in Peter Ackroyds The Last Testament of Oscar Wilde (1983), een gefingeerd dagboek over de laatste maanden van Wilde's leven;Ga naar eind11 in Floortje Zwigtmans Schijnbewegingen (2005), een jeugdroman waarin Bosie permanent op scherp staat;Ga naar eind12 en in Gyles Brandreths Oscar Wilde and the Ring of Death (2008), het tweede deel in een serie detectives.Ga naar eind13 In de film Wilde, geregisseerd door Brian Gilbert (1997), en de roman die op het script van de film is gebaseerd, komt de pistoolscène ook voor. Dit keer laat Douglas hem niet afgaan in een restaurant, zoals in De Profundis wordt beschreven,Ga naar eind14 maar schiet hij in de lucht terwijl hij met Wilde door een stadspark loopt. De romanversie van de film, geschreven door Stefan Rudnicki, handhaaft deze versie van de sleutelscène.Ga naar eind15 Het maakt eigenlijk al niet meer uit hoe de fictie het gegeven van het pistool inzet. Het algemene beeld van Douglas dat naar voren komt, blijft nagenoeg hetzelfde: dat van Bosie de aanstichter, de dreiging van gevaar. Peter Ackroyds The Last Testament, waarin de letterlijk doodzieke Wilde terugkijkt op zijn leven, is een uitzonderlijke tekst in de zin dat het ook probeert De Profundis te corrigeren: als fictie kan het Wilde woorden in de mond leggen, en hem bijvoorbeeld laten zeggen dat zijn ‘verschrikkelijke brief’ de last van schuld op [Bosie's] schouders legde, terwijl hij zelf de grote schuldige was. ‘Ik kwam in die brief over als het slachtoffer, een onschuldige in een melodrama, die nietsvermoedend een don- | |
[pagina 35]
| |
ker woud inloopt, waar reuzen takken opzij schuiven om naar hem te kijken. Maar dat is niet zoals het was’.Ga naar eind16 Ackroyd doet een poging om via het gebruik van fictionalisering de beeldvorming rondom Douglas bij te sturen. Omdat zijn in de ik-vorm geschreven dagboek veel weg heeft van De Profundis lijkt het een directe correctie van die beroemde brief - een correctie die de historische Wilde na 1897 niet meer heeft kunnen schrijven. In The Last Testament of Oscar Wilde is Wilde ontwapenend eerlijk over zijn eigen falen, maar dat neemt niet weg dat ook voor Ackroyd De Profundis een belangrijk referentiekader is. | |
Lord Alfred Douglas: voor altijd BosieAlfred Douglas blijft voor ons waarschijnlijk altijd ‘Bosie’, de ‘lover’ van de handkusjes uit het nieuwsbericht in De Pers: we zijn alleen nog geïnteresseerd in zijn leven voor zover hij dat deelde met Oscar Wilde. Hij heeft ondertussen zelfs zijn bekendste dichtregel aan Wilde moeten afstaan. ‘The Love that dare not speak its name’, de regel die tijdens de rechtszaken van 1895 werd aangehaald en ook in De Profundis opduikt,Ga naar eind17 wordt tegenwoordig soms aan Wilde toegeschreven, maar je zult hem niet vinden in de in 2011 verschenen nieuwe vertaling van Wilde's gedichten door Margriet Berg en Marja Wiebes.Ga naar eind18 Het is een regel uit het gedicht ‘Two Loves’, geschreven door Douglas in 1892. Er zal ook niet snel een biografie of roman verschijnen over de oudere Douglas; wij blijven toch voornamelijk geïnteresseerd in Bosie, ‘het vriendje van’. Zijn troetelnaam, bedacht door zijn moeder en een verbastering van ‘Boysie’, houdt ook het beeld van de Douglas van vóór 1900 in stand - dat van de kinderlijke flirt. Biografieën over Alfred Douglas zijn er zeker, maar boeken die Wilde's slachtofferrol relativeren om een genuanceerder beeld van Bosie te doen ontstaan zijn in de minderheid. Twee recente voorbeelden zijn Douglas Murray's Bosie: The Man, The Poet, The Lover of Oscar Wilde (2000) en Caspar Wintermans' Alfred Douglas. De boezemvriend van Oscar Wilde (1999).Ga naar eind19 Wintermans ontkracht een aantal van Wilde's beschuldigingen richting Bosie, en neemt in een afsluitend hoofdstuk een aantal van Douglas' gedichten op, als bewijsmateriaal voor hun kwaliteit. Voor de verandering heeft híj, en niet Wilde het laatste woord, en dan ook nog in poëzie. Wintermans betreurt het dat de kans groot is dat Douglas nooit meer van zijn slechte imago afkomt: zijn talenten als dichter zullen daardoor ook nooit op waarde worden geschat. Zoals Gerrit Komrij het treffend in het ‘Voorwoord’ van Wintermans' Nederlandstalige biografie zegt: ‘Na zijn dood steeg Wilde boven zijn tijd uit, terwijl Lord Alfred Douglas zich de rol zag toegewezen weg te zakken in het moeras van zijn tijd. | |
[pagina 36]
| |
Ook Wintermans betoogt dat toneelstukken en films die Bosie portretteren als ‘akelig serpent’ zich baseren ‘op De Profundis, de “autobiografie” van een man die naar eigen zeggen “de waarheid [verzaakte] wanneer zich de mogelijkheid [voordeed] van een epigram,” de klaagzang die er debet aan is dat Bosie te boek staat als “de grootste proleet uit de geschiedenis”’.Ga naar eind21 | |
Tot slotDit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op het hoofdstuk over de fictionalisering van Oscar Wilde's levensverhaal in mijn proefschrift, Travels with Fiction in the Field of Biography. Writing the Lives of Three Nineteenth-Century Authors. Zoals ik in dat boek uitgebreider aantoon, heeft een levensverhaal een narratieve structuur nodig - een structuur die een leven voordat het verteld wordt niet als zodanig heeft. Levensverhalen, bijvoorbeeld in de vorm van biografische fictie, krijgen onder andere structuur door die te ontlenen aan eerdere teksten. Ze bevatten vaak vaste verhaalelementen zoals het zwarte schaap of de slechterik. De structuur die een levensverhaal krijgt, is betekenisgevend: er is ‘leven’ vóór het levensverhaal, maar pas iets van een leven wanneer het verteld wordt.
Zoals Wilde eerdere literatuur aanhaalde om Bosie te tekenen, zo is het nu ook mogelijk om relaties waarin wij de verhouding van Wilde en Douglas menen te herkennen te beschrijven door naar beide mannen te verwijzen. Biografische teksten kunnen geschreven worden omdat er eerdere teksten zijn waarop voortgebouwd kan worden; aan deze ‘nieuwe’ levensverhalen zal door toekomstige teksten gerefereerd worden om vorm te vinden. ‘Biography lends to death a new terror’, schreef Oscar Wilde ooit. Hij had niet hoeven vrezen: hij had kunnen weten dat zijn ‘biography’ sterk gebaseerd zou worden op zijn eigen schrijven. |
|