Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
De Burgerbaron
| |
[pagina 14]
| |
Joan Derk van der Capellen tot den Pol
de meeste edelen daarenboven weinig veranderingsgezind. Maar één riddermatige ontpopte zich tot leider van de tegenhanger van de Prinsgezinden: de Patriotten, ook buiten zijn eigen gewest. Zijn medeleden, die hem aanvankelijk niet eens in hun midden wildendulden, schorsten hem als lid van hun vergadering. Maar dit zwarte schaap liet zich de mond niet snoeren en publiceerde met Aan het Volk een politiek program dat dwars tegen de mening van de heersende klassen en daarmee van de stadhouder en van de meeste edelen inging. Zijn naam was Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784).Ga naar eind1 | |
Aan het VolkHet pamfletvormde de samenvatting van heel het politieke denken van zijn auteur. Het nam de geschiedenis van de Republiek als uitgangspunt, en verbond het met het toen actuele staats- en natuurrecht. Er was een tijd geweest, zo begon de inleidende historische beschouwing, dat het volk een hoge mate van burgerlijke en politieke vrijheid genoot en de machthebbers (de landsheren) in de diverse provincies onder controle kon houden. Dat zou in dit geïdealiseerde en onrealistische beeld mogelijk zijn geweest door middel van vertegenwoordigers van de burgerij, van stedelijke burgerwachten en van gilden. De toepassing van de grondrechten moest die vrijheid van het volk nu (dat wil zeggen in 1781) terugbrengen. Geïnspireerd door het Amerikaanse vrijheidsideaal (waarin de grondrechten zo'n belangrijke rol vervulden) werkte Van der Capellen een staatsfilosofie uit in de geest van de leer van het maatschappelijk verdrag. De kern van alle kwaad lag, zo meende de auteur, in de macht van erfstadhouder Willem V, die het leger steeds opnieuw kon misbruiken tegen de belangen van burgers en boeren. Hij zette zijn gunstelingen op alle belangrijke posten; hij passeerde Nederlanders om vreemdelingen met militaire commando's te kunnen belasten; hij zorgde dat professoren werden benoemd die doceerden wat hem welgevallig was; hij misbruikte zijn gezag om de militaire rechtspraak naar zijn hand te zetten. Met zijn pro-Engelse politiek had hij het vaderland op de rand van de afgrond gebracht. Niet de stadhouder was echter soeverein: ‘Het land hoordulieden met malkanderen toe en niet den prins met zijne grooten alleen, die ulieden, die ons allen, die Neerlandsgeheele volk, de afstammelingen der vrije Batavieren aanzien en behandelen als hunnenerflijken eigendom, als hunne ossen ende schaapen, dewelken zij naar hun goeddunken of scheeren of slagten kunnen en mogen. Het volk, dat in een land woond, de ingezetenen, de burgers en boeren, min- | |
[pagina 15]
| |
vermogenden en rijken, grooten en kleinen, deeze allen bijeengenomen zijn de waare eigenaars, de heeren en meesters van het land, en kunnen zeggen hoe zij het hebben willen; hoe en door wie zij willen geregeerd weezen. Een volk is eenegroote maatschappij, eene compagnieschap en niets anders.’Ga naar eind2 Toch was Joan Derk niet anti-stadhouderlijk gezind. Zijn ideaal was gelegen in een imperium mixtum:Ga naar eind3
‘De prins moet niet langer aan zig zelven en nog minder aan zijne booze Engelsgezinde raadslieden worden overgelaten, maar een raad van eenige eerlijke lieden [behoort] aan zijne hoogheid worden toegevoegd.’Ga naar eind4 In Overijssel en elders verschenen strenge plakkaten (vrijheid van drukpers was onbekend) tegen het anonieme pamflet en zijn auteur, maar zonder het gewenste resultaat. Aan het Volk van Nederland genoot een zodanige belangstelling, dat naast Nederlandstalige herdrukken ook Franse, Duitse en Engelse vertalingen verschenen.Ga naar eind5 Pas na ruim een eeuw werd bekend dat Van der Capellen de schrijver was.Ga naar eind6 Tegenover een steeds verdergaande concentratie van macht bij Oranje formuleerde Van der Capellen scherp zijn democratische beginselen. Hij viel misstanden aan in de maatschappij van zijn tijd, zoals de drostendiensten (verplichte leveringen door boeren aan hoge autoriteiten, hoewel die diensten al lang waren afgeschaft) en het jachtrecht (dat exclusief in handen was van de ‘heren’, die de boeren ongestraft schade konden toebrengen). Van der Capellen wilde het publiek vertrouwd maken met democratische denkbeelden in een tijd waarin hij zelf als politicus was uitgeschakeld als gevolg van zijn uitsluiting in 1778 uit de Ridderschap en daarmee uit de Staten. Hij bepleitte een nationale enquête naar de misstanden van zijn tijd, vrijheid van drukpers (zodat een geschrift als het zijne ongestraft met auteursnaam zou kunnen verschijnen) en het instellen van burgercommissies en -wachten naar het model uit het door hem geïdealiseerde verleden. Van der Capellen was in de zomer van 1781 een ambteloos burger. Uit zijn pamflet blijkt echter dat hij buitengewoon goed was geïnformeerd en midden in het openbare debat van zijn tijd stond. De feitelijke inhoud van zijn geschrift was moeilijk te weerleggen. De vraag rijst hoe het mogelijk was dat hij standpunten innam die lijnrecht stonden tegenover die van de andere riddermatigen. Het waren bovendien standpunten die tot in de verre toekomst weerklank zouden vinden en die hun geestelijke vader zouden maken tot het bekendste lid van de Overijsselse Ridderschap ooit: nog wel de ridder die zijn medeleden probeerden buiten de deur van hun vergadering te houden. | |
Een geleerde PatriottenleiderJoan Derk van der Capellen is lang één van de meest omstreden figuren uit de Nederlandse geschiedenis geweest. Geleidelijk is echter een genuanceerd beeld van hem ontstaan. Van der Capellen stamde uit een Gelders riddermatig geslacht. Hij bezocht de Latijnse school te 's-Hertogenbosch en de Utrechtse universiteit. Joan Derk studeerde aan de juridische faculteit, maar verdiepte zich ook in theologie en geschiedenis. Door zijn kennis van de Engelse taal kon hij publicaties van toen actuele Britse | |
[pagina 16]
| |
en Amerikaanse filosofen en staatsrechtgeleerden bestuderen. Deze Anglo-Amerikaanse oriëntatie onderscheidde hem van veel van zijn tijdgenoten, die zich eenzijdig op Frankrijk en Franse geleerden richtten. De Engelstalige auteurs maakten hem vertrouwd met de grondrechten. Joan Derk verwierf in zijn academietijd een ruime ontwikkeling. Overeenkomstig de gewoonte in zijn tijd legde hij als jonge edelman geen enkel academisch examen af.Ga naar eind7 Met het gewest Overijssel kwam Van der Capellen in aanraking toen hij op 4 juli 1766 te Kamperveen in het huwelijk trad met freule Hillegonda Anna Bentinck tot Werkeren, dochter van de toen al overleden eigenaar van de havezate Wittenstein.Ga naar eind8 Zij stamde uit een vermaarde Oost-Nederlandse familie. Een typische landedelman was Joan Derk niet en dat zou hij ook nooit worden. Zijn zwakke gezondheid verhinderde hem een militaire loopbaan te volgen of de ruige genoegens van de jacht te genieten. Daarentegen legde hij zich met ijver op vele gebieden van wetenschap toe. In plaats van een landjonker en buitenman te worden, ontwikkelde Van der Capellen zich tot een intellectueel en politiek agitator met een grote historische en staatkundige kennis. Van der Capellen werd een exponent van de Patriotten, een beweging die nauw was verbonden met het gedachtegoed van de Verlichting. Voor de Patriotten was het van grote betekenis te beschikken over leidsmannen met bindende kwaliteiten, want zij vormden een monsterverbond. In de landgewesten namen aan deze gelegenheidscoalitie regenten deel van stemhebbende steden die zich verzetten tegen een te grote invloed van de stadhouder. Bij hen voegden zich allerlei democratisch gezinde lieden die waren gekant tegen besloten regeringscolleges. Deze democraten maakten zich sterk voor medezeggenschap via uit hun midden gekozen vertegenwoordigers in de stadsregeringen. Van rechtstreekse democratie zou echter voorlopig geen sprake zijn. Met volksinvloed moesten regeerders voorzichtig omgaanen deze invloed kon het beste langs indirecte weg tot uitdrukking komen, zo luidde het algemene gevoelen in Patriotse kring.Ga naar eind9 Een coalitie kwam tot stand tussen allerlei politieke en religieuze ontevredenen en overbrugde de sociaal-culturele kloof tussen stad en platteland. Het zwaartepunt van de beweging van de Patriotten kwam te liggen in Overijssel, Holland, Groningen en delen van Gelderland, alsmede in de stad Utrecht. Wat men gemeenschappelijk had was vaak divers en onvoorspelbaar en de doelstellingen waarnaar betrokkenen streefden waren soms tegenstrijdig. Het verlichte denken was pluriform, de verlichte mens niet zelden inconsequent, en beide bleken zonder problemen aan tijd en plaats aanpasbaar. Patriot zijn betekende veelal verschillende dingen voor verschillende mensen. Het was niet een statisch maar een dynamisch begrip. Bovendien droeg het regionale, sociale, religieuze en intellectuele tegenstellingen in zich. Wat de Patriotten samenbond was hun gemeenschappelijke afkeer van het stadhouderlijk bewind. Wat hen verenigde was veel minder duidelijk. Niet alleen was de Patriottenbeweging in de landgewesten intern aan te merken als een monsterverbond, hetzelfde gold de coalitie van deze beweging met Hollandse regenten. Daarbij hadden laatstgenoemden de neiging te domineren. Voor een | |
[pagina 17]
| |
Aan het volk van Nederland
welvarend Amsterdams regeringslid (een heerschap met internationale commerciele connecties dat zich lid waande van de imaginaire ‘Republiek der Letteren’) was een kale landjonker uit Overijssel welkom om zijn politieke standpunt te steunen, maar sociaal en vooral economisch vormde zo'n jonker voor de Amsterdammer geen partij. De coalitie van de vooruitstrevende jonkers uit de buitengewesten en de Hollandse stadsregenten vormde de kern van wat tijdgenoten de ‘vaderlandse regenten’ en de latere geschiedschrijvers ook de ‘aristocratische Patriotten’ noemden. | |
De BurgerbaronDe regenten, die afkomstig waren uit de adel (zoals Van der Capellen) en het patriciaat, gaven leiding aan de ‘burger- of democratische Patriotten’, die een nog veel heterogener gezelschap vormden. Tot hen behoorden intellectuelen, maar ook gezeten burgers, ambachtslieden en eigengeërfde landbouwers die buiten overheidsambten werden gehouden, voormannen uit de kleine steden en godsdienstig achtergestelden. Al deze politiek monddode burgers (het bezitloze ‘gepeupel’ werd hier niet bij gerekend) wilden zich emanciperen, zich los maken uit als drukkend ervaren politieke en bestuurlijke systemen. Zij verlangden (in tegenstelling tot de meeste aristocratische Patriotten die vooral op de perioden met weinig stadhouderlijke invloed in het verleden waren georiënteerd) voor de toekomst naar gelijkheid van alle burgers voor de wet en, mede daaruit voortvloeiend, naar godsdienstige tolerantie en medezeggenschap in het openbaar bestuur. Die zeggenschap moesten ze in elke stad en plattelandsdistrict afzonderlijk bevechten en hun succes of falen was dientengevolge zeer afhankelijk van de plaatselijke situatie. De Patriottenbeweging droeg dan ook in niet geringe mate een lokaal karakterGa naar eind10 Samenwerking op bovengewestelijk niveau was niettemin geboden vanwege het aldaar nagestreefde beperkte, maar samenhangende programma. Juist in die samenwerking speelde Van der Capellen, met zijn grensoverschrijdende netwerken, een bepalende rol. Omdat zijn politieke voorkeuren samenvielen met die van de stadsregeringen stond Van der Capellen bekend als ‘de Burgerbaron’, vanwege zijn affiniteit met de plattelandsbewoners ook als ‘de Boerenbaron’. Wie de Patriottenbeweging als politiek-cultureel verschijnsel bestudeert, ziet dat haar theoretici, als Van der Capellen, veelal eclectisch te werk gingen. Ze gebruikten uit ideeën en stelsels van ‘verlichte’ auteurs allerlei gedachten, denkbeelden en begrippen en combineerden die finalistisch tot | |
[pagina 18]
| |
betogen ter rechtvaardiging van wat zij politiek nodig of wenselijk achtten. Het oude en het nieuwe liepen in de jaren tachtig van de achttiende eeuw vaak op een ingewikkelde wijze door elkaar heen. Dit verklaart waarom de periode enerzijds als verlengstuk van het Ancien Régime wordt beschouwd en anderzijds als een aanloop naar de latere, liberale democratie. Actueel onderzoek heeft echter een eigen waardering van deze tijd gebracht. Juist in dit door elkaar lopen van oud en nieuw, in dit zoeken in, worstelen met en ontstijgen aan het eigen verleden ligt het specifieke karakter van de Patriottentijd.Ga naar eind11 In elk geval mag dat gelden voor enkele vernieuwende gedachten die de Patriotten aan de orde stelden. Zo moesten de burgers de bron van gezag zijn en blijven, al stelden zij politieke representanten aan. Vervolgens moest politiek meer openbaar worden. Het doen en laten van de stadhouders en de regenten moest voor de burgerij controleerbaar worden. Tenslotte dienden de burgers van de Republiek betrokken te zijn bij de regering van het vaderland.Ga naar eind12 De horizon van Joan Derk was niet die van het gewest, maar die van de Unie als geheel en haar buitenlandse betrekkingen. Van de revolutionaire Anglo-Amerikaanse auteurs werden vooral Andrew Fletcher, Richard Price en Joseph Priestly zijn favorieten. Hun werk was in drieërlei opzicht voor hem van bijzonder belang: het stimuleerde de burgerbewapening, het verkondigde de theorie van de volkssoevereiniteit en het stelde dat het geluk van het volk het doel is en deel uitmaakt van een goddelijk plan van iedere maatschappijvorming. Niets is volgens Van der Capellen zozeer van belang voor het geluk van een volk, maar niets is ook zo voortdurend bedreigd als de vrijheid. Joan Derks steeds voortgezette studie stond ten dienste van zijn pogingen om als lid van een Ridderschap aan het openbaar bestuur deel te nemen. Een dergelijke functie zou hem, de kale, ambteloze en aanvankelijk bij zijn schoonmoeder inwonende jonker, het prestige geven waarop hij aanspraak meende te mogen maken. Een openbaar ambt zou hem tevens de voldoening geven om voor de samenleving nuttig werk te doen.Ga naar eind13 Tot de Ridderschap van het kwartier van Zutphen, het stamland van zijn geslacht, kreeg Van der Capellen echter geen toegang, omdat hij niet voldeed aan de strenge afstammingseisen. Zijn huwelijk deed hem ook naar Overijssel kijken, temeer omdat hij er woonde en de toelatingscriteria tot de Ridderschap daar lichter waren dan in het Zutphense. Maar hij was er een ‘uitheemse’ en dat pleitte tegen hem. De toelating (admissie), de verwijdering en de hernieuwde toelating (re-admissie) van Joan Derk tot de Ridderschap, en daarmee tot de Staten, vormden een hoofdonderwerp in de politiek van de Patriottentijd in Overijssel en in de bestanddelen van het Statencollege: de Ridderschap en de regeringen van de drie hoofdsteden Deventer, Kampen en Zwolle.Ga naar eind14 Het begon in 1770 toen de Ridderschap (die haar ledental zo klein mogelijk wilde houden om haar machtspositie te handhaven) hem afwees. De kandidaat zocht steun bij de steden, schijnkoop van de havezate Bredenhorst hielp hem niet en uiteindelijk bracht het machtswoord van de stadhouder hem alsnog op het kussen. Om zijn zetel onbetwist te kunnen houden kocht Van der Capellen de havezate De Pol. Hij | |
[pagina 19]
| |
woonde echter niet daar, maar in Zwolle. Van der Capellen toonde zich een toegewijd en ijverig statenlid. Hij bepleitte wegverharding bij Enter, het verlagen van de tolgelden op de weg tussen Dalfsen en Ommen, uitbreiding van het aantal vroedvrouwen en heelmeesters ten plattelande en vele andere zaken van lokaal en provinciaal belang. Toch waren zijn voornaamste aandachtspunten gelegen in de centrale politieke thema's van zijn tijd in Overijssel en daarbuiten. Binnen de Ridderschap ondervond hij veel tegenstand en weinig bijval. De meeste steun kwam van Adolf Warner van Pallandt tot Zuthem, onder meer gedeputeerde van Overijssel en drost van IJsselmuiden. Buiten de Ridderschap waren J.W. Racer en F.A. van der Marck hem tot steun. Eerstgenoemde was een Twents jurist, die over rechtshistorische thema's publiceerde en leider was van het Verbond van Kleine Steden in Overijssel. Laatstgenoemde was juridisch hoogleraar aan het Deventer Athenaeum en intellectueel leidsman van de Oost-Nederlandse Patriotten.Ga naar eind15 | |
Zijn tijd vooruitHet jaar na de publicatie van Aan het Volk (1782) bracht voor de Patriotten en Van der Capellen triomfen. Holland erkende de Verenigde Staten en liet John Adams als eerste gezant toe. De Overijsselse Staten schaften de drostendiensten definitief af. Van der Capellen werd opnieuw toegelaten tot de Statenvergadering en herkreeg daarmee zijn plaats in het politieke forum. Zelfs in kleine plaatsen ontstonden burgercommissies en -wachten. De Patriotten waren een macht van betekenis geworden. Veel van de gedachten die de auteur van Aan het Volk ontvouwde, werden later verder uitgewerkt in de pamfletten Grondwettige Herstelling (dat een pleidooi bood voor herstel van oude rechten en het afschaffen van voorrechten van de stadhouder) en in het Leids Ontwerp (dat radicaler was, een principieel republicanisme propageerde en de mondige burger daadwerkelijke invloed wilde toekennen).Ga naar eind16 Uiteindelijk beschikte Van der Capellen niet over een integrale blauwdruk van een toekomstig staatsbestel, dat had in zijn tijd trouwens niemand. Hij ventileerde onvrede, formuleerde programmapunten en ondernam politieke actie inzake concrete misstanden. Daarbij bespeelde hij met verve de publieke opinie en wist hij pressiegroepen in beweging te brengen. Van der Capellen stierf in 1784, vóórdat de Patriottenbeweging naar de uiterlijke vorm ten onder ging aan innerlijke verdeeldheid en Pruisisch militair ingrijpen. Hij had haar echter sterk genoeg gemaakt om te kunnen doorwerken, zodat haar ideeën vrucht zouden dragen in de Bataafs-Franse Tijd (1795-1813) en onder de eenheidsstaat van het koninkrijk in de negentiende eeuw. Van der Capellen voelde de tijdsgeest aan, was op de hoogte van ontwikkelingen in wetenschap en politiek, ook in het buitenland, en bracht mensen bij elkaar. Hij studeerde onophoudelijk en beschikte over een antenne voor wat in de maatschappij leefde. Daarbij was hij een democraat in hart en nieren en beschikte hij over het talent om zijn denkbeelden op een pakkende wijze onder woorden te brengen. De kern van zijn gedachtegoed legde hij neer in Aan het Volk. Dat alles bereikte hij niet dank zij zijn bevoorrechte positie in de Ridderschap, maar integendeel, juist tegen de standpunten van zijn mederidders in. Zo | |
[pagina 20]
| |
vervulde hij in adellijke kring en binnen de provinciale regering de rol van het zwarte schaap. Joan Derk toonde leiderschap gebaseerd op argumenten en overtuigingskracht. Dat won het van de erfelijke macht van de gezeten riddermatigen. Daarmee was de Burgerbaron zijn tijd ver vooruit.Ga naar eind17 |
|