Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS en de collectieve herinnering in Nederland.
| |
WikingAl snel na de bezetting van Nederland in mei 1940, zag de Duitse bezetter het nut in van Nederlanders als potentiële rekruten voor de Waffen-SS. De Nederlanders als Germaans broedervolk zij het van een lager allooi dan de Duitsers zelf, waren geschikt om het Duitse militaire apparaat te versterken. Opname in de Waffen-SS was mogelijk daar zij niet de restrictie had dat alleen Duitsers konden worden opgenomen, welke restrictie wel gold in het Duitse reguliere leger, de Wehrmacht. In de Standarte (ofwel het regiment) Westland traden de eerste Nederlanders in dienst van de Waffen-SS. Westland werd na een militaire opleiding, geplaatst binnen de divisie Wiking, bestaande uit Nederlanders, Denen, Noren | |
[pagina 73]
| |
en Duitsers, die het nieuwe Germanendom moesten uitbeelden. De divisie was vanaf eind juni 1941, van meet af aan betrokken bij de veldtocht tegen de Sovjet-Unie. Tijdens deze veldtocht waarin zij bijna onafgebroken aan de zuidzijde van het Oostfront werd ingezet, ontwikkelde Wiking zich tot absolute elitedivisie en wellicht de militair best presterende divisie waarin niet-Duitse vrijwilligers dienden. | |
Het Vrijwilligerslegioen NederlandHet grootste gedeelte van de Nederlandse vrijwilligers deed echter dienst in het Vrijwilligerslegioen Nederland, dat vlak na de invasie van de Sovjet-Unie werd opgericht. Het Vrijwilligerslegioen zou in eerste instantie een Nederlands karakter hebben en in samenwerking met de Waffen-SS, op kruistocht gaan tegen het communisme. In werkelijkheid was het Legioen echter al van begin af aan uitbesteed aan de Waffen-SS. Binnen dit kader, behoudens een kortstondige verplaatsing naar Kroatië in 1944, deed het vanaf begin 1942 dienst aan de noordzijde van het Oostfront, waar het zijn uiteindelijke nederlaag vond in de strijd rondom Berlijn in de laatste dagen van het Derde Rijk. | |
De Landstorm NederlandHet derde Waffen-SS onderdeel waarin Nederlanders actief waren, was de Landwacht Nederland, later omgedoopt tot Landstorm Nederland. Volgens de oprichtingsverordening van maart 1943 was deze eenheid: ‘een territoriale organisatie voor de landsverdediging, welke bestemd is voor de afweer van buitenlandse of binnenlandse vijanden binnen Nederland.’ Door deze ruime formulering kon zij tevens worden ingezet bij de bestrijding van binnenlands verzet. De Landstorm beschikte over gebrekkige bewapening en in militair opzicht speelde zij vrijwel geen rol van betekenis. De inzet van de Landstorm tijdens Operatie Market Garden in september 1944 en latere inzet langs de Rijnoevers teneinde de geallieerde opmars te stuiten, waren weinig succesvol. Daarnaast werden eenheden van de Landstorm ingezet bij de bewaking van concentratiekampen, de bestrijding van verzet en het opsporen van onderduikers, waarbij veelal onschuldige burgers het slachtoffer werden. Deze activiteiten maakten dat de Landstorm voornamelijk succesvol was in het terroriseren van de eigen Nederlandse bevolking. | |
MotivatieNederlanders besloten vanuit een variëteit aan beweegredenen toe te treden tot de Waffen-SS. Het is een misverstand dat alleen overtuigde nationaalsocialisten of NSB'ers dienst namen. Verschillende historici zijn het er over eens dat deze groep slechts een minderheid vormde. Een grote groep bestond uit avonturiers die iets van de wereld wilden zien en weinig benul van, of affiniteit met de nazi-ideologie hadden. Na de invasie van de Sovjet-Unie waren er diegenen die wilden vechten tegen het gevaar van het communisme, los van de visie van de nazi's daarop. Verder waren er velen die werden aangetrokken tot de Waffen-SS, waarbij geen enkele vorm van ideële motivatie bestond. Zo konden zij de dagelijkse sleur doorbreken, een protestactie ondernemen tegen hun anti-Duitse | |
[pagina 74]
| |
ouders of ontsnappen aan justitiële vervolging (de Waffen-SS ronselde later zelfs vrijwilligers in gevangenissen). Naarmate voedsel steeds schaarser werd, betekende de Waffen-SS een zekere bron van voedsel en inkomsten voor zichzelf of familieleden.Ga naar eind1 Wat de vrijwilligers echter gemeen hadden, was dat zij bij dienstneming niet hadden kunnen overzien wat de gevolgen van deze keuze zouden zijn. Het was op voorhand niet duidelijk hoe de situatie zich zou ontwikkelen, of het ging aan de vrijwilligers voorbij hoe deze op het moment van dienstneming was. Voor velen was de politieke situatie ook niet relevant; zij hadden eigen beweegredenen. Het naziregime nam vanuit ideële motieven echter steeds meer extreme en wrede maatregelen tegen de bevolkingsgroepen die als ongewenst beschouwd werden, met als uiteindelijk sluitstuk de beruchte vernietigingskampen. Wel of niet gewenst, al dan niet direct betrokken, zouden de Nederlandse vrijwilligers hier onverbrekelijk mee zijn verbonden. | |
InterneringskampenDe vrijwilligers die na de oorlog in Nederland terugkeerden, werden gezien als de ultieme landverraders en werden beschimpt en gehoond door de Nederlandse bevolking. Daadwerkelijke openbare terechtstellingen en lynchpartijen bleven echter veelal uit en een bloedbad bleef beperkt, in vergelijking met andere voormalig bezette gebieden in Europa.Ga naar eind2 De vrijwilligers kwamen terecht in tientallen interneringskampen die door heel Nederland waren opgericht voor (vermeende) collaborateurs met het naziregime. In deze kampen leefden zij zeker in de eerste maanden na de bevrijding,Nederlandse Waffen-SSers in Harskamp
onder erbarmelijke omstandigheden. Er was een gebrek aan voedsel en andere primaire voorzieningen. Wraakgevoelens leefden sterk onder de bewakers en het afreageren hiervan op de geïnterneerden was onvermijdelijk. Ook daadwerkelijke executies kwamen sporadisch voor.Ga naar eind3 Eind jaren veertig zouden de SS'ers die niet waren veroordeeld tot verdere gevangenisstraf in vrijheid worden gesteld, waarbij de Nederlandse nationaliteit hen echter veelal werd afgenomen en zij derhalve stateloos werden. | |
Zwart-wit denkenIn de jaren na de oorlog was er vrijwel geen ruimte voor een genuanceerde benadering omtrent de positie van Nederlanders die hadden gediend in de Waffen-SS. Zij waren allen landverraders en handlangers van het regime dat Nederland vijf jaar lang had onderdrukt en mishandeld. Er werd gegeneraliseerd, men was goed of fout geweest, zwart of wit, hierin bestond geen tussenweg. Men was niet geïnteresseerd in de beweegredenen van de Nederlandse onmensen die de gelederen van de Waffen-SS hadden gevuld. Het beeld was duidelijk, men ging aan het werk met de wederopbouw van Nederland, en de Twee- | |
[pagina 75]
| |
de Wereldoorlog raakte als zodanig op de achtergrond. Met de 21-delige tv-serie De Bezetting (1960-1965) van Lou de Jong, kwam de oorlog weer meer in de belangstelling. Via het nieuwe medium televisie, werd een grote groep mensen bereikt. De serie vertegenwoordigde echter de generaliserende gedachte en moraliserende toon van het zwart-wit denken met weinig nuance. Het is opmerkelijk dat al in 1967, in het werk van Armando en Sleutelaar, De SS'ers (Amsterdam, De Bezige Bij 1967), voormalig vrijwilligers middels interviews zelf aan het woord werden gelaten over hun ervaringen. Het betrof hier een pionierswerk en een benadering die ongekend was voor deze tijd. De sentimenten van de Tweede Wereldoorlog waren echter nog niet voldoende bekoeld en het boek werd door velen betiteld als zijnde verschrikkelijk dan wel misdadig en het zou zelfs een aanzet tot antisemitisch geweld zijn. De aanpak strookte niet met het beeld dat men wenste te zien. Het werk van Armando en Sleutelaar kon nog geen kentering teweeg brengen in het zwart-wit denken. Voornamelijk de eerste delen van de uitgebreide gezaghebbende werken van De Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage, Staatsuitgeverij/SDU 1969-1988), illustreren de geaccepteerde moraliserende benadering die ook in de literatuur de boventoon voerde. Het omvangrijke standaardwerk van In 't Veld, De SS en Nederland: Documenten uit SS-archieven 1935-1945 ('s-Gravenhage, Staatsuitgeverij 1976), geeft een meer objectief beeld, maar tracht niet een genuanceerd beeld te schetsen omtrent de belevingswereld van de vrijwilligers. | |
Genuanceerde benaderingHet heersende zwart-witte beeld werd door Hans Blom aan de kaak gesteld in zijn oratie In de ban van goed en fout (1983). Volgens Blom moest de oorlog onpartijdig worden geanalyseerd. Hedendaagse normen moesten niet worden geprojecteerd op het verleden. Vooral inzicht in de situatie was in zijn visie van belang voor een objectief en genuanceerd beeld. Vanaf die tijd won deze insteek aan populariteit en sloeg de moraliserende toon meer om naar interesse in het daadwerkelijke verhaal van de Nederlandse SS'ers, zonder hen hierbij direct te veroordelen. Het verschijnen van het boek van Chris van der Heijden, Grijs verleden (Amsterdam, Contact 2001), deed echter veel stof opwaaien. Zoals de titel stelt, legt Van der Heijden de nadruk op het grijze gebied waarin ook collaborateurs zich begaven. Zij waren niet puur slecht zoals men in de voorgaande jaren graag had geloofd, maar er kleefde een menselijk verhaal aan de keuzes die zij maakten. Hetzelfde gold overigens voor de personen aan de andere kant van het spectrum die ook niet altijd geheel goed waren geweest. Daarnaast bestond er de grootste groep Nederlanders die de oorlogsjaren slechts probeerde te overleven en zich niet voor een van beide kanten had ingespannen. Van der Heijden benadrukt dat het ideaalbeeld dat alle Nederlanders die niet hadden gecollaboreerd, goede vaderlanders waren die zich in hadden gezet tegen de Duitse bezetter, slechts een illusie is. In feite bestond de groep die zich daadwerkelijk tegen de Duitsers had verzet uit een heel klein percentage van de Nederlandse bevolking. Zoals viel te verwachten deed Grijs verleden een grote discussie oplaaien en velen waren het niet | |
[pagina 76]
| |
met deze zienswijze eens. Men vond dat Van der Heijden de positie van collaborateurs goedpraatte, de oorlog bagatelliseerde en historici ervan beschuldigde het verhaal erger te maken dan het was (met name het werk van De Jong moest het ontgelden als een relaas van helden en boeven). Voornamelijk de zinsnede ‘Eerst was er de oorlog, daarna het verhaal van die oorlog. De oorlog was erg maar het verhaal maakte de oorlog nog erger’, stuitte critici tegen de borst.Ga naar eind4 De discussie omtrent Grijs verleden is tot op heden nog steeds niet bekoeld. In een artikel van januari 2010 in de Groene Amsterdammer beschuldigde Evelien Gans Van der Heijden van ‘nivellering van de Holocaust’, en noemde zij hem een ‘levende paradox’.Ga naar eind5 Ondanks alle kritiek en een strijd van visies waarin nooit één waarheid bestaat, maakt Grijs verleden duidelijk dat het jaren na dato niet meer mogelijk is om het zwart-wit denken onverkort te handhaven. Genuanceerd denken met inzicht in de situatie is ondertussen meer geaccepteerd, alhoewel discussie altijd zal blijven bestaan omtrent deze lastige materie. In de jaren na het verschijnen van Grijs verleden, zou in verschillende media steeds meer materiaal verschijnen waarin de SS'ers zelf aan het woord kwamen. Een sprekend voorbeeld vormt het relaas van Henk Kistemaker, Wiking (Hilversum, Just Publishers 2008) waarin deze Oostfrontvrijwilliger zijn eigen ervaringen in de divisie Wiking beschrijft. | |
OorlogsmisdadenDe SS en ook haar militaire variant de Waffen-SS, vormen het boegbeeld van de misdaden van het naziregime. Het is echter de vraag in hoeverre haar Nederlandse leden hierbij betrokken waren. Wat betreft de leden van de Landstorm zijn hun misdaden in Nederland onmiskenbaar. In recente jaren werd geprobeerd om bejaarde Landstormers die aan hun straf ontkomen waren, alsnog te berechten. Bekende namen die in nieuwsberichten naar voren kwamen zijn: Herbertus Bikker, Dirk Hoogendam, Klaas Carel Faber en Heinrich Boere. Wat betreft de vrijwilligers die aan het Oostfront dienden is de situatie minder duidelijk. Het lijkt onvermijdelijk dat ook de Nederlandse vrijwilligers betrokken zijn geweest bij de executie van Russische krijgsgevangenen daar dit een bijna dagelijkse praktijk was in de vernietigingsoorlog aan het Oostfront. Betrokkenheid bij genocide op de Joodse burgerbevolking lijkt echter minder evident. Na de oorlog stelden de vrijwilligers dat dit praktijken waren die aan hun blikveld voorbij gingen en dat zij slechts gewone frontsoldaten waren die zich bezighielden met strikt militaire handelingen. Zo wordt in het boek van Kistemaker duidelijk gesteld dat Jodenvervolging, vernietigingskampen en executies zich afspeelden buiten het gezichtsveld van de frontsoldaten en dat zij zich hier totaal niet mee bezig hielden. In de NPS-serie De Oorlog in de aflevering van 8 november 2009, kwam voormalig vrijwilliger Jan Folmer aan het woord, die eveneens stelde geen oorlogsmisdaden te hebben gepleegd en hiervan zelfs niet te hebben gehoord tot na de Duitse capitulatie. Wanneer men dagboeken onderzoekt van Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS, blijkt dat er zeker aanwijzingen zijn te vinden van betrokkenheid bij genocide, met name wat betreft de divisie Wiking in de eerste maanden van de veldtocht tegen de Sovjet-Unie | |
[pagina 77]
| |
(zie ook mijn artikel in Historisch Nieuwsblad, ‘Nederlandse SS'ers en de Holocaust’ (2010) 2). Er kan hiermee zeker niet worden gezegd dat iedere Nederlandse vrijwilliger betrokken is geraakt bij genocidale praktijken, het kan hier slechts gaan om incidenten, maar het is zeer onwaarschijnlijk dat zij hier daadwerkelijk niets van hadden gehoord nadat zij enige tijd aan het front hadden doorgebracht. Deze materie blijft echter omstreden en onderwerp van discussie. | |
Collectieve herinneringDe collectieve herinnering omtrent Nederlandse SS'ers wordt getekend door de ontwikkelingen in de literatuur en andere media. Het is duidelijk dat het zwart-wit denken meer plaats heeft gemaakt voor een genuanceerde benadering waarin men geinteresseerd is in de situatie van de vrijwilligers, en deze probeert te begrijpen zonder direct te veroordelen of moraliseren. Deze ontwikkeling is constructief daar het helpt een realistisch beeld te schetsen en daarmee een historisch meer correct beeld te scheppen. Hierbij moeten de daden en de positie van de vrijwilligers echter niet worden gerechtvaardigd. Uiteindelijk maakten zij namelijk onderdeel uit van een onmiskenbaar misdadig regime. Los van een veroordelende schuldvraag, moet een tussenweg worden gevonden waarin de situatie van deze personen wordt gezien als een van gewone mensen in buitengewone omstandigheden, die initiële keuzes maakten uit veelal nietkwaadaardige motieven. Deze materie zal echter altijd aan een enigszins subjectieve benadering onderhevig blijven. Dit is onvermijdelijk; geschiedenis is geen exacte wetenschap. Visie en werkelijkheid zullen nooit geheel hetzelfde zijn, maar kunnen wel steeds dichter bij elkaar komen, zeker als men openstaat voor nuance. Het gaat echter om veel individuele gevallen binnen een algemeen kader. Het kader van de Tweede Wereldoorlog kan objectief worden geschetst; de verhalen van mensen die daarbinnen functioneerden kan niet in algemene termen worden weergegeven. Derhalve kan ook geen allesomvattend oordeel worden gevormd betreffende Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS. Het is daarbij problematisch te achterhalen wat de vrijwilligers werkelijk bewogen heeft. Dagboeken en brieven uit de periode van de Tweede Wereldoorlog zijn redelijk betrouwbaar als de documenten authentiek zijn; zij beschrijven namelijk gedachtegangen zoals die op dat moment leefden. Verklaringen van na de oorlog zijn veelal getekend door een schuldvraag en daarmee minder of niet oprecht. Ook de oorlog blijft daarmee simpelweg een verhaal van mensen. Het is echter een interessante vraag waarom men na de oorlog heeft geprobeerd de Nederlandse SS'ers te demoniseren en waarom een meer genuanceerde benadering ook nu nog verontwaardigde reacties oproept. Het onderwerp blijft daarmee grotendeels in de taboesfeer. Men heeft nog steeds de neiging om genuanceerde pogingen tot inzicht neer te sabelen. Een antwoord is te vinden in de positie van de Nederlanders in het oorlogsverhaal. Nederland was geen land van uitsluitend verzetshelden. Het tegenovergestelde kan eerder geconcludeerd worden. Nederland leverde, zoals gezegd, zowel relatief als absoluut het grootste aantal rekruten voor de Waffen-SS van alle bezette gebieden. Van de bezette | |
[pagina 78]
| |
landen in West-Europa, deporteerde Nederland het grootste percentage van zijn Joodse bevolking. Tegen de 75% van de Joodse Nederlanders werd gedeporteerd, in verhouding tot België 45% en Frankrijk omstreeks 25%. Het hoge percentage in Nederland kon niet bereikt worden zonder medewerking van de Nederlandse bevolking. Deze feiten worden in het belang van het Nederlandse zelfbeeld, graag vergeten. Een objectieve, genuanceerde benadering roept in deze daarom wellicht teveel confronterende vragen op. |
|