Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
Gender-thematiek in Nederlandse kampmemoires
| |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
gisch en narratief perspectief (Pascale Bos), is dat beeld tot op heden toch dominant gebleven.Ga naar eind2
Op het eerste gezicht lijken de Nederlandse egodocumenten over het kamp dat beeld te bevestigen. Ik denk aan de net getrouwde Nora Keizer, die zwanger uit Westerbork vertrok en in de experimentenbarak van Auschwitz onder druk van kampvriendinnen maar met grote aarzeling en eigenlijk volkomen tegen haar zin door een vrouwelijke arts abortus liet plegen om niet in de gaskamer terecht te komen. Over verkrachtingen lees je zelden. Fia Polak heeft slechts één geval beschreven waar ze getuige van was, maar die ze als hoogst zeldzame uitzondering beschrijft (Oorlogsverslag van een zestienjarig joods meisje p. 70-71). De mooie Renata Laqueur voelde in Bergen-Belsen op een gegeven moment de dreiging van een Kapo die het met haar aan wilde leggen, maar ze weigerde hem vierkant zonder dat er sancties volgden. Een andere keer belooft ze haar gunsten aan een kapo om haar man uit een zwaar arbeidscommando weg te krijgen, en wordt gered door luchtalarm op het moment dat ze haar belofte gestand had moeten doen. Ook het gevoel van vernedering en de schaamte bij het zich moeten ontkleden voor het oog van mannelijke SS'ers komt in het Nederlandse corpus voor, het meest nadrukkelijk bij de niet-joodse Corrie ten Boom. Voor haar en haar zus Betsie, beiden in de veertig, was de schaamte zo groot dat ze vurig baden dat die hun bespaard zou worden, en toen de waterleiding van de douches haperde, net toen zij aan de beurt waren om zich uit te kleden, was zij ervan overtuigd dat God hoogstpersoonlijk had ingegrepen om hen voor die schaamtevolle behandeling te behoeden. Zo belangrijk was het kennelijk voor haar, omdat de schaamte zo intens geweest zou zijn. Fia Polak, dan veertien, vertelt hoe zij vooral gedesillusioneerd is dat al die naakte vrouwenlijven zo lelijk zijn. (Josephine Baker was daarvóór de enige vrouw die zij op een foto gedeeltelijk naakt gezien had.) Dat de taak van vrouwen in het kamp zwaar was door de zorg voor man en kinderen, bovenop de gewone arbeid, blijkt wel uit het dagboek van Renata Laqueur, die bijvoorbeeld vertelt hoe ze eten spaarde en ruilde om haar man te helpen, en hoe ze zijn door haar gewassen overall te drogen hing boven haar bed, waardoor ze dan zelf onder een natte deken moest slapen. Ook de vorming van surrogaat families, groepen van onderlinge hulp en steun, is duidelijk terug te vinden in memoires van vrouwelijke overlevenden, met name van de verzetsvrouwen Anne Berendsen en Tineke Wibaut-Guillonard, die beiden over Ravensbrück schreven, maar ook bij de joodse Mirjam Blits, Hanna Hammelbergde Beer en Paula Gruber, Carla van Lier en Nora Keizer. Behalve bij Hammelberg ging het steeds om landgenoten en soms om groepen van zo'n drie personen (Berendsen), vaker om een veel grotere groep. Tineke Wibaut en Hanna Hammelberg structureren hun hele tekst ernaar, met hoofdstukjes die naar leden van die groep genoemd zijn, wat een indicatie is voor de betekenis die de vriendinnengroep in hun herinnering had.
Kortom, in de Nederlandse teksten kan bevestiging worden gevonden van het beeld dat in de internationale studies dominant | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
is. Maar wie anders kijkt, vindt toch ook heel wat gegevens die dat beeld duidelijk anders inkleuren. Eerst over de seksuele kwetsbaarheid en de grotere vernedering van het naakt moeten staan. Carla van Lier vertelt bijvoorbeeld hoe zij met haar man en twee mannelijke familieleden op transport ging van kamp Vught naar Westerbork. Het was voor hen een groot voorrecht samen te zijn. Ze vertelt over het gesprek tijdens de treinreis: ‘Ik plaagde de drie mannen, dat ik voor vréémde mannen tijdens het zogenaamde ontluizen poedelnaakt had gestaan - oi, wat een lef, we hadden geen luis.’ (Van Lier, p. 39) En Tineke Wibaut vertelt hoe haar groep in het voorjaar van 1945 na allerlei omzwervingen op een gegeven dag in Fallersleben kwam. Daar kunnen ze voor het eerst in een half jaar douchen. ‘Een sprookje, ook voor opa, een oude baas die bewakingsdienst had en die zijn oogjes verlustigde aan onze broodmagere lijven.’ Haar groepsgenoot Atie Siegenbeek van Heukelom maakte daar nog een geestige tekening van. Uit de formulering en tekening blijkt eerder superieure ironie dan een traumatische vernedering. In gemengde kampen was er betrekkelijk vaak sprake van seksueel contact tussen vrouwelijke gevangenen en mannelijke kapo's, en in Westerbork ook vaak tussen gevangenen onderling. Het is opvallend dat mannen daar vaker over schrijven dan vrouwen, en meestal in sterk afkeurende zin. Philips Mechanicus schrijft bijvoorbeeld over Westerbork: ‘Men moet oppassen niet besmet te raken door het openbare sexuele contact, dat in alle hoekjes en steegjes plaats heeft. De mens is hier verlaagd tot een stuk vee’ (Mechanicus p. 159). David Koker noemt het vrouwenkamp in Vught ‘een volmaakt krols paradijs’ (Koker p. 190) en vertelt: ‘In het FKL rollen 's nachts de meiden en vrouwen met de SS over de grond.’ (Koker p. 209). In zijn perceptie gaat het niet om gedwongen seks, integendeel (vgl. het woord ‘krols’; zie ook Koker p. 72 en 189-190). Abel Herzberg spreekt in Amor Fati afkeurend over ‘de verhouding tussen mannen die niet veel minder waren dan moordenaars, en vrouwen die zich prostitueerden met haar bitterste vervolgers’, maar constateert tegelijk dat juist die seksuele betrekkingen een veel milder gedrag bij de (niet-joodse) Kapo's in Bergen-Belsen teweeg brachten. Vrouwen vertellen soms ook dat zij voordeel hadden van hun sekse en hun sexappeal of zelfs dat zij die bewust aanwendden om iets te bereiken. Het gold voor de eerder genoemde Renata Laqueur, maar bijvoorbeeld ook voor Mirjam Blits, op wie in Travniki een arts van de Wehrmacht verliefd wordt - hij vraagt haar zelfs ten huwelijk - en die later in het kamp bij Lublin zelf dolverliefd raakt op een communistische, Duitse kapo, die haar door een dodenmars heen helpt (uiteindelijk raakten ze in Auschwitz voorgoed gescheiden). Een huwelijk in Westerbork met een ‘alte Kampinsasse’ met een profijtelijke functie betekende (tijdelijk) vrijstelling van transport, zoals bij Nora Keizer en Lea Ben Chanan (Fuchs)-van Leeven.Ga naar eind3 Aan de andere kant wordt over de ongemengde mannenkampen opvallend vaak verteld over heel of half gedwongen homoseksuele relaties tussen kapo's en hun meestal jonge protégés, ik ben daar in elf memoires passages over tegengekomen, het meest uitgebreid bij Taecke Botke en Joop | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
Uit de collectie van het Rijksmuseum
Citroen, vaak met begrip voor de keuze van de jongen. Vier auteurs vertellen dat zijzelf het beoogde liefje van een kapo werden, maar dat ze zonder verdere repercussies niet aan die eisen tegemoet kwamen. In de memoires is dus veel vaker sprake van (dreigend) afgedwongen homoseksueel contact van kapo's met jongens dan van verkrachting van vrouwelijke gevangenen, wat een aanwijzing zou kunnen zijn dat jongens en jonge mannen minstens evenveel gevaar liepen op ongewenst seksueel contact als vrouwen, en mogelijk zelfs meer.
Als overlevingsbevorderende factor bij vrouwen worden hun huishoudelijke vaardigheden gezien, die zoveel groter waren dan die van mannelijke gevangenen. Voor mannen kan daartegenover gewezen worden op technische of artistieke vaardigheden, die hun betere baantjes en daarmee betere overlevingskansen bezorgden. Ook voor medische kennis gold dat sterk, en ook daar beschikten mannen in die tijd vaker over dan vrouwen. Hanna Hammelberg-de Beer is de enige vrouwelijke auteur die geneeskunde had gestudeerd. Wanneer het gaat om de uitwerking van de verschillende praktische vaardigheden op de overlevingskansen, lijkt het me onwaarschijnlijk dat aan de huishoudelijke zo'n doorslaggevende positief effect toegeschre- | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
ven moet worden als in de internationale historiografie gebeurt. Wat de surrogaat families betreft, blijken vrouwen inderdaad meer geneigd het bestaan ervan en hun belang te benadrukken, maar ook in de mannelijke memoires komen ze zeer regelmatig voor, al gaat het daar meest om kleinere groepen van twee of drie. Maar ook die worden als levenreddend beschreven, al was het alleen al omdat ze hielpen geestelijk staande te blijven. Een prachtig voorbeeld geeft Floris Bakels, en en passant is dat ook een voorbeeld dat mannen soms ook over huishoudelijke vaardigheden en inzichten beschikten. Hij vertelt hoe in Natzweiler, waar hij altijd last had van bijna bevroren handen en voeten, zijn vriend Sam Hingst hem zelfgenaaide polsmofjes gaf. Deze mofjes zag je niet onder zijn mouwen, en ze hielpen beter dan handschoenen, die trouwens streng verboden waren. Toen ik eens op een avond in een grote depressie op mijn brits lag, kwam Con, der Maler, mij een pan macaroni brengen. Toen hij zag dat ik heel erg bedroefd was, klom hij op de brits naast de mijne. (...) Hij keerde zich op zijn zij, naar mij toe, en begon mij te strelen over mijn stoppelhoofd. Dat hielp, en deze gebeurtenis van vierendertig jaar geleden voel ik vandaag nog aan den lijve. (Bakels, 193) Het is opvallend dat Bakels, die me toch een typische macho man lijkt,Ga naar eind4 de zorgzaamheid en de fysieke troost in de kamp-vriendschappen als ‘van vrouwelijk elementen’ aanmerkt, zelfs ‘een groot element van Eros’, terwijl hij tegelijk elke suggestie van homoseksualiteit verre van zich werpt. De Nederlandse teksten wijken dus enigszins af van het gangbare beeld dat de internationale, feministisch georiënteerde Holocaust-wetenschappers geven. Deels kan dat verklaard worden uit het feit dat het beeld mede gebaseerd is op Midden- en Oost-Europese getuigenissen. Mogelijk zijn die bronnen gestempeld door gedeeltelijk andere lotgevallen; in de getto's kon bijvoorbeeld makkelijker seksueel geweld plaatsvinden. Ook een andere, ‘kuisere’ omgang met seksualiteit dan in Nederland gewoon was, kan de ervaringen kleuren. De belangrijkste oorzaak is volgens mij echter methodologisch van aard. Het gangbare onderzoek neemt niet in aanmerking dat de socialisatie van vrouwen als vrouw niet alleen in hun gedrag en vaardigheden tot uitdrukking komt, maar ook in de wijze waarop ze verslag doen van hun lotgevallen. En hetzelfde geldt voor mannen. Die zijn geneigd in hun memoires de nadruk te leggen op hun slimheid, vindingrijkheid en durf op het juiste moment, waarmee ze - in de eerste plaats voor zichzelf - het beeld bevestigen van de mens/man als autonoom individu. Deze overwegingen worden in de secundaire literatuur slechts zelden in de overwegingen betrokken. Wel stelt Zoe Waxman (2003) dat het vertellen, het getuigen, deel uitmaakt van een proces van herovering van de eigen identiteit, ook de sekse-identiteit. Maar alleen Pascale Bos heeft oog voor het effect van dit mechanisme van herovering (misschien zelfs herbouw) van de identiteit. Zij oefent dan ook kritiek uit op wat zij noemt ‘reflectionisme’, waarin de getuigenis wordt gezien als een objectieve weergave van een gebeurtenis. Een aanwijzing dat dit mechanisme van | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
herovering van de eigen identiteit werkzaam is, is te vinden in de memoires van Elie Cohen. De gepubliceerde versie, Beelden uit de nacht (1992) is voor een deel letterlijk overgenomen van de stenografisch uitgewerkte interviews die medewerkers van het RIOD met hem hadden in de jaren 1947-1948.Ga naar eind5 In die gesprekken vertelde hij uitvoerig over de warme kameraadschap tussen een groep van vier, met name genoemde, vrienden, die elkaar hielpen waar zij konden, een kameraadschap die zo innig was, dat hij die vergelijkt met liefde. Van deze vriendengroep is in Beelden uit de nacht weinig meer terug te vinden, slechts één van de andere drie figureert daar nog in. Helaas is er maar zelden de mogelijkheid zulk diachroon onderzoek te doen. Maar ook zonder de hulp van eerdere versies moet de onderzoeker, voordat er algemene conclusies getrokken worden over de lotgevallen van vrouwen vergeleken bij die van mannen, deze dimensie in aanmerking nemen: niet alleen de persoon die beleeft, ook dezelfde persoon die vertelt/beschrijft is als man of vrouw gesocialiseerd. | |||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||
Dagboeken en memoires:
| |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
|
|