Biografie Bulletin. Jaargang 21
(2011)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
De goede collaborateur
| |
Vergoelijkende consensus in VlaanderenDe herinnering aan de collaboratie is altijd verbonden geweest met de herinnering aan de naoorlogse bestraffing van deze collaborateurs. De beelden van kaalgeschoren vrouwen, vernielde woningen en collaborateurs in de leeuwenkooien van de Antwerpse dierentuin en | |
[pagina 35]
| |
de negatieve beeldvorming rond de zogenaamde ‘septemberweerstanders’ die zich in september 1944, toen de strijd reeds gestreden was, aansloten bij het verzet, vermengden zich met de verontwaardiging over een te zware en onrechtvaardige strafrechtelijke vervolging. Het is tekenend voor de omgang met het fenomeen dat wat in Nederland ‘zuivering’ genoemd wordt, in België ‘repressie’ heet. In Vlaamsgezinde kringen, die voor een groot deel in de collaboratie waren gestapt, ontstond meteen na de oorlog de overtuiging dat de Belgische staat door de repressie met haar politieke vijanden, de Vlaams-nationalisten, wilde afrekenen. Bovendien werd de strafmaat als buitensporig hoog en onrechtvaardig ervaren. Die rancune tegen de Belgische staat en haar optreden tijdens de repressie groeide wel eerst, maar niet enkel in collaboratie-middens. Vanaf 1947 kreeg de sympathie en de steun voor gewezen collaborateurs een breed maatschappelijk en politiek draagvlak.Ga naar eind2 Collaborateurs gingen over zichzelf spreken als ‘repressieslachtoffers’, een begripsverschuiving die de naoorlogse beeldvorming goed typeert. Vanuit deze underdogpositie groeide een wijd vertakte subcultuur. De vorming van zo'n subcultuur is niet typisch Vlaams maar het gemak waarmee ze uit haar beslotenheid kon treden was dit wel.Ga naar eind3 Gewezen collaborateurs konden hun denkbeelden en hun gecultiveerd zelfbeeld snel en diep vasthaken in het collectief geheugen. Dit had onder meer te maken met het forum dat ze kregen - of beter gezegd grepen- in ontelbare herinneringsgeschriften, apologetische werken, memoires en zelfs het historisch onderzoek. | |
Stereotype beeldvormingDit zelfbeeld was een duidelijk vergoelijkend beeld waarin weinig plaats was voor diversiteit. Bepaalde elementen werden uitvergroot, andere geminimaliseerd of zelfs verzwegen. Het geheel kreeg, door voortdurende herhalingen en variaties op dezelfde thema's, een coherente, geloofwaardige en aantrekkelijke logica, ook voor niet- collaborateurs.Ga naar eind4 In wat volgt wil ik enkele elementen aanhalen die dit beeld kenmerken, met speciale aandacht voor de motivatie die door collaborateurs na de oorlog naar voor werd geschoven. De hele collaboratie werd steeds vanuit een Vlaams-nationalistisch oogpunt bekeken. Haar oorzaken gingen bijna dertig jaar terug. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hadden Vlaamse soldaten, onbegrepen door hun Franstalige officieren, hun leven geofferd voor een Belgische staat die hen geen rechten gunde en hun offer niet erkende. Ook na de oorlog bleef België de Nederlandstaligen discrimineren. Zeker nadat in mei 1940 Vlaams-nationalistische kopstukken waren opgepakt en naar Frankrijk gevoerd, hadden de Vlamingen geen vertrouwen, geen band meer met de Belgische staat. Het was dus de schuld van dat onachtzame België dat Vlamingen hun heil moesten gaan zoeken bij de Duitsers. De stap tot collaboratie werd louter gezet uit bekommernis voor het Vlaamse volk én om erger te voorkomen. Oorlogsburgemeesters en andere VNV-leden die politieke posten hadden ingenomen, hadden immers op die manier een dam gevormd tegen de échte nazi's. Ze hadden een ‘soort weerstand’ gevoerd ‘tegen alle mogelijke imperialismen vanwege de Duitsers ten einde de zelfstandigheid en de eigen aard van het Vlaamse | |
[pagina 36]
| |
volk zo goed mogelijk te beveiligen in de konjunktuur van een Duitse zegepraal.’Ga naar eind5 In herinneringsgeschriften werden kleine conflictjes met de Duitse overheid dan ook zodanig uitvergroot alsof de collaborateur in hoogsteigen persoon het Vlaamse volk voor een verschrikking had behoed. Zij die zich niet terugtrokken uit de collaboratie naarmate de oorlog vorderde, werden geprezen om hun verantwoordelijkheidsgevoel, omdat ze, zoals het een goede kapitein betaamt, het zinkende schip niet hadden verlaten. Het enige dat deze Vlamingen verweten kon worden, was dat ze misschien te naïef waren om hun belangen door de Duitsers te laten behartigen en dat ze zich, zonder te weten met wie ze zich inlieten, lieten verleiden door de volkse retoriek van de Duitsers. Want dat verzekeren gewezen collaborateurs ons in hun biografieën: van de kampen was toen niets geweten. We wisten toen niet wat we nu weten. Het ware gelaat van de Duitsers had zich tegenover deze rechtschapen collaborateurs niet getoond. ‘Wanneer we terugdenken aan die periode zijn we er zelf verwonderd over dat we toen zo weinig over het duitse nationaalsocialisme wisten. Bij ons, en we denken bij 99% van de vlaams-nationalisten, was de evolutie naar een nieuwe orde alleszins niet het gevolg van het lezen en bestuderen van Mein Kampf noch van het partijprogramma van de NSDAP noch van de theorieën van Rosenberg. We hadden die voor mei 1944 nooit gelezen.’Ga naar eind6 De idealistische Vlaming die door de Duitsers in de luren werd gelegd is een vaak terugkerend cliché. Ook de Oostfronters, aan wie werd beloofd dat ze in Vlaamse eenheden met Vlaamse officieren zouden kunnen dienen, voelden zich door de Duitse legerleiding verraden toen bleek dat ze gewoon in de Duitse oorlogsmachine werden ingezet. Die Oostfronters grepen na de oorlog vaak terug naar een anticommunistisch motief. Dat kon in volle Koude Oorlogstijd natuurlijk op begrip rekenen. Het katholieke Vlaanderen voelde mee met deze jonge katholieken die tegen het goddeloze bolsjewisme waren gaan vechten. Opnieuw een gevestigd cliché. Nationaalsocialistische motieven of Nieuwe Ordegezindheid werden daarentegen verzwegen. De collaboratie was een emotionele aangelegenheid geweest, waarbij Vlamingen zich engageerden uit liefde en trouw voor hun Volk en was niet geïnspireerd door een - met de Duitsers - gemeenschappelijk ideologisch project.Ga naar eind7 Mocht in publicaties of tijdens speeches toch een nationaalsocialistisch discours gebezigd worden, dan was dit louter oppervlakkig en opportunistisch, om zich van Duitse steun te verzekeren. Het had geen invloed op de Vlaamse zaak die door de collaborateurs behartigd werd.Ga naar eind8 | |
De goede collaborateur?Het beeld dat uit egodocumenten van tijdens de oorlog en uit de strafdossiers van de repressie naar voor komt, is heel anders dan het zojuist geschetste beeld dat de collaborateurs na de oorlog van zichzelf ophingen. Vanaf de jaren 1990 heeft het historisch onderzoek deze vergoelijkende beeldvorming grotendeels verbrijzeld, maar dit onderzoek dringt maar traag door tot de publieke opinie. Bovendien richt het wetenschappelijk onderzoek zich vooral op de grote structuren en belangrijke figuren. De motivatie van gewone collaborateurs | |
[pagina 37]
| |
bleef in het historisch onderzoek tot nu toe grotendeels buiten beeld. Mijn onderzoek toont aan dat ook zij zich vrijwillig en soms erg verregaand wilden inzetten voor de nationaalsocialistische droom. De collaboratie in Vlaanderen was zeker een ideologische zaak. Uit meer dan tweederde van de onderzochte strafdossiers komen elementen naar voren waaruit op te maken valt dat Nieuwe Ordegezindheid meespeelde in de beslissing om te collaboreren. Bij 40 procent van de onderzochte collaborateurs komen zelfs geen andere motieven voor dan ideologische. We kunnen hieruit dus afleiden dat hun collaboratie gestuurd werd door hun ideologische overtuiging. Als we bekijken hoe de mensen uit die grootste groep hun beweegredenen tijdens de oorlog verwoordden, wordt een duidelijke breuk zichtbaar met de beweegredenen die in herinneringsgeschriften aan bod komen en die de beeldvorming over de collaboratie meer dan vijf decennia lang bepaalden. Ik wil drie elementen kort illustreren. | |
Geen gemeenschappelijk ideologisch project?Zoals hierboven vermeld, werd in de naoorlogse beeldvorming de collaboratie eerder als een emotioneel iets voorgesteld; zij was niet geïnspireerd vanuit een ideologisch project. Nationaalsocialistische retoriek was louter om de Duitsers te paaien. Toch zien we in heel veel private egodocumenten wél een ideologisch discours opduiken. Een voorbeeld hiervan is de brief van Albert D. die op kerstavond 1941 van aan het front in Rusland naar zijn zus schrijft:
‘Ik heb geen schrik om te sterven, ik weet dat ik strijd om een zaak die meer waard is dan mijn leven, ik strijd voor uw leven, voor het leven van allen in Vlaanderen, voor die van heden en die nog komen zullen. Och, maar wat zou ik daarover spreken, gij weet toch allen niet wat het bol[s] jewisme is, ge zoudt anders geheel anders tot mij staan. Ge schrijft mij naar huis te komen voorgoed, ja in verlof kan ik misschien wel eens komen maar voorgoed als een boetvaardige zondaar die alles opgeeft, zijn gedachten waarvoor hij strijdt enz. neen dat niet, daarvoor ben ik veel te zeker van mijn zaak. En nog iets, ik blijf tenminste soldaat tot het einde van den oorlog en dan begint de strijd, den kamp om het nat. socialismein Vlaanderen, dan houden wij daar eens groote kuis en maken van het rotte België van vroeger een eens rijke welvarende gouw van het groot-germaansche Rijk.’Ga naar eind9
De nationaalsocialistische retoriek die sommige collaborateurs in hun egodocumenten overnamen, waren helemaal niet de lege woorden die er achteraf van gemaakt werden. Voor deze mensen had wat ze schreven wel degelijk een betekenis. Zij richtten hun handelen immers naar de ideeën die ze in hun brieven en dagboeken formuleerden. Niet omdat ze de Duitsers wilden behagen, niet omdat ze een hidden agenda hadden, maar omdat ze oprecht geloofden in wat ze schreven. | |
De Vlaamse idealistZoals ook uit de brief van Albert blijkt, is het ideologisch project waarvoor hij zich inzet geen louter Vlaamse aangelegenheid. Hij ziet Vlaanderen als een gouw van het Groot-Germaanse Rijk. Bij veruit | |
[pagina 38]
| |
de meeste brieven van ideologisch geïnspireerde collaborateurs is het discours een vermenging van nationaalsocialistische en Vlaams-nationalistische elementen. Bij deze laatste wordt bovendien geen onderscheid gemaakt tussen de toch wel botsende ideologieën van de twee grootste spelers in het Vlaamse collaboratieveld: het vnv en de De-Vlag. Hoewel de leidende figuren van deze bewegingen, vooral op geopolitiek vlak, een verschillende visie hadden op de collaboratie, combineren de gewone collaborateurs probleemloos standpunten van beide organisaties. Uit onderstaande brief van Karel H. blijkt dat het clichébeeld van de Oostfronter die vol Vlaams idealisme voor zijn volk ging vechten, maar door de Duitse legerleiding werd verraden en tegen zijn wil werd ingezet in een Duitse formatie niet a priori klopt. | |
‘Beste broer!Daar wij een nieuwe Sonnewende naderen, wil ik u ook eenige woordjes schrijven! Als wij met Weihnachten bij het Heilige vuur onder SS mannen onze liederen zullen zingen, sprekend over onze machtige Germaansche voorvadren van het Heilige Deutsche Rijk en troue zullen zweren aan Führer en Volk, zal ik weer moeten terugdenken aan Weihnachten 1942 en 43 als wij in de Russische steppen onze eed van trouw zegden terwijl veele van zij die niet meer zijn, ons in gedachten voerden, den hevige heilige strijd tegemoet. Nu dat wij op rust zijn en ons geen gevaar omringt, hebben ook zij weer angetreten om met ons deze Heilige stunden te feieren. Zij ook zullen evenals wij treurig doch stolz aan die Ferne denken aan de geliefde in de Heimat! Staf, ik wensch je als broer dat ook jij gelooft aan ons SS mannen, aan onze Führer, Adolf Hitler en dat ook gij en uwe kameraden van het thuisfront in de toekomst tezamen met zij die niet meer zijn, zult marcheeren in die groote gedachten, het nat. soc. zooals het in Duitschland in leer en gebruik is. Ik ben soldaat, geen geloofsprediker dus schluß daarover en met de parole 44, mit SS zumEndsieg, treedt ich het nieuwe jaar aan.’Ga naar eind10
Zijn ideologie en zijn engagement zijn duidelijk allesbehalve eenzijdig Vlaams. Deze mengeling van nationaalsocialistische en Vlaams-nationalistische elementen vinden we bij de meeste ideologische collaborateurs, niet louter bij Oostfronters, terug. Naarmate de oorlog vordert, lijkt voor sommigen de loyaliteit tegenover Duitsland zelfs sterker dan de loyaliteit tegenover de Vlaamse collaborerende bewegingen. | |
De katholieke OostfronterIn de naoorlogse beeldvorming wordt ook het anticommunisme sterk benadrukt als motief. Dit anticommunisme wordt meteen gelinkt aan de katholieke Kerk. De priester die de jongens van zijn klas of parochie recht naar het Oostfront praat, is een steeds terugkerend beeld. Als we de repressiedossiers echter van nabij bekijken, zien we dat louter katholiek anticommunisme in geen enkel van de onderzochte dossiers voorkomt. De personen bij wie anticommunistische gevoelens een rol speelden, waren ook Nieuwe Ordegezind. Hun beslissing om ‘tegen het bolsjewisme te strijden’ kwam niet (enkel) voort uit katholieke overtuiging, maar hing samen met een rechtsautoritair wereldbeeld. Vaak | |
[pagina 39]
| |
hadden zij zich ook al op andere manieren ingezet voor de Nieuwe Orde of speelden meerdere (ideologische) motieven een rol in hun beslissing. Ook de geestelijken die in de collaboratie stapten, deden dit eerder uit Nieuwe Ordeoverwegingen dan uit katholieke gevoelens.Ga naar eind11 Het anticommunisme dat zij beleden was daardoor niet per se een uiting van hun katholieke identiteit als wel van hun Nieuwe Ordegezindheid, een nuance die in de naoorlogse beeldvorming verdween. Bovendien valt op hoe weinig verdachten anticommunisme in hun verdediging gebruiken. Slechts in 5 van de 327 onderzochte dossiers (1.5%) brengt de verdachte anticommunistische motieven naar voren in zijn verdediging. Dit wijst er volgens mij op dat anticommunisme wellicht voor veruit de meeste collaborateurs geen doorslaggevend motief is geweest, maar een emotie ‘in de marge’, die na de oorlog tot onrealistische proporties werd opgeblazen. | |
BesluitOp basis van bovenstaande brieven en de andere egodocumenten uit mijn onderzoek, kan ik stellen dat, in tegenstelling tot het beeld dat herinneringsgeschriften van collaborateurs na de oorlog schetsen, nationaalsocialistische motieven voor vele gewone collaborateurs wel degelijk meespeelden in hun beslissing om te collaboreren en dat het discours van de meeste ideologische collaborateurs een vermenging was van Vlaams-nationalistische en nationaalsocialistische elementen. |
|