Rovers gaat ook in op de contradicties in Kröller-Müllers leven. Als geboren en getogen Duitse deed Kröller-Müller door het huwelijk met Anton redelijk haar best om in de Nederlandse samenleving te integreren. Dat veranderde tijdens de jaren 1914-1918: ‘Deze oorlog, of liever, al die hatelijkheden om mij heen, de afkeuring, de opgezweepte kritiek tegen mijn oude vaderland heeft mij weer tot Duitsche gemaakt.’ In de jaren dertig raakte ze in toenemende mate gefascineerd door het nationaalsocialisme, waarbij de biografe zich afvraagt of Kröller-Müller nu werkelijk in de ban raakte van de Führer of dat ze vooral gelukkig was met de manier waarop die de teloorgang van haar Duitsland leek te stoppen. Kröller-Müller lijkt nooit echt te hebben beseft dat deze politieke stroming het grootste deel van haar verzameling zou wegzetten als Entartete Kunst en dus een rechtstreekse bedreiging vormde voor haar troetelkind.
Bij al haar verzamelwoede was Kröller-Müller nauwelijks op nationalisme te betrappen. Duitsers waren ondervertegenwoordigd in haar collectie, terwijl op grond van hun prominente rol in de moderne kunst anders mocht worden verwacht. Haar smaak mocht dan progressiever zijn dan die van de meeste van haar tijdgenoten, oneindig was die ruimdenkendheid niet. Kubisme beschouwde Kröller-Müller als het eindpunt van de moderne kunst. De stroming bracht objecten terug tot haar essentie, maar verder moest het niet gaan. Ware kunst behield in haar ogen altijd iets van realisme en betamelijkheid. Expressie en zinnelijkheid die alle grenzen leken te overschrijden waren niet aan haar besteed. Tegen het einde van Kröller-Müllers leven zat haar conditie haar vastberadenheid soms in de weg. ‘Ik ben zoo suf, maar ik moet toch mijn museum klaar krijgen.’ Dat lukte haar nog net. Kort na het overlijden van haar zoon Wim opende ze, terwijl haar eigen gezondheidstoestand al tijden te wensen over liet, op 13 juni 1938 in het bijzijn van ministers en andere hoogwaardigheidsbekleders het Museum Kröller-Müller. Nog geen anderhalf jaar later was het echt op. Maar de taak, die ze zichzelf gesteld had, was volbracht.
Eva Rovers, De eeuwigheid verzameld. Hélène Kröller-Müller (1869-1939) (Amsterdam, Bert Bakker 2010)