in een hotel, waar hij zich voorbereidde op een toespraak tijdens een vakbondscongres. Spindoctor Alistair Campbell kwam de kamer binnen, zette de tv aan en zei: ‘Dit moet je even zien.’ Op de beeldbuis was het World Trade Center te zien na de eerste vliegtuiginslag. Niet veel later volgde de tweede. Bij de meeste mensen zullen op dat moment duizendeneen gedachten door het hoofd zijn gedaan, als er al iets rationeels gebeurde. Blair laat het voorkomen alsof hij onmiddellijk alle conclusies paraat had: ‘We moesten de rijen sluiten. We moesten beseffen voor welke uitdaging we stonden en we moesten haar aangaan. We mochten niet opgeven voordat we hadden gewonnen, want als we niets deden, het niet wisten te stoppen, bedreigde het onze levenswijze tot in de diepste fundamenten. Dit was geen oorlog om gebied of tussen staten. Het was een strijd om ideeen en waarden die de 21ste eeuw zouden vormgeven.’
De eerste reactie van George W. Bush werd legendarisch door Michael Moores docu-pamflet Fahrenheit 911: de president las een schoolklas voor uit My Pet Goat, en ging daarmee door nadat hij was geïnformeerd over een aanval met een tweede vliegtuig op het World Trade Center in New York. Bush' blik op dat moment gaf nieuwe dimensies aan het begrip verdwaasd. Vooral zijn rollende ogen verraadden verbijstering. Maar als we zijn Cruciale beslissingen mogen geloven, werd de emotie bij de president razendsnel verdrongen door de ratio: ‘Mijn eerste reactie was woede. Iemand had het gewaagd Amerika aan te vallen. Daar zouden ze voor boeten. Daarna keek ik naar de gezichten van de kinderen voor me. Ik moest denken aan het contrast tussen de wreedheid van de aanvallers en de onschuld van deze kinderen. Miljoenen kinderen als zij zouden binnenkort op mij rekenen om hen te beschermen. Ik nam me voor hen niet in de steek te laten.’ Dat hij nog zo lang in het klaslokaal bleef had te maken met die nieuwe rol als jeugdheld, legt Bush uit: ‘Het land mocht dan verbijsterd zijn, de president kon zich dat niet veroorloven. Als ik plotseling naar buiten stormde, zouden de kinderen schrikken en het hele land in paniek raken.’
Het opschrijven van herinneringen is in een groot taalgebied als het Engelse een lucratieve business. Voor zover de beide heren hun pensioenvoorziening nog niet op orde hadden: boeken als deze helpen. Maar het is ze natuurlijk ook te doen om hun plek in de geschiedenisboekjes. De imago's van Bush en Blair zijn bezoedeld door Irak. Saddam Hussein werd afgezet, maar de zoveel besproken massavernietigingwapens werden nooit gevonden. Wat resteert is het beeld van een politieke tandem die hun landen met inbegrip van de andere bondgenoten (Bush rangschikt Balkenende onder de noemer ‘andere wereldleiders’) een oorlog inrommelde.
Tony steunde de Amerikaanse president direct voor de volle honderd procent. ‘Elke ambiguïteit ontbrak in zijn stem. Dit gesprek versterkte eens te meer de nauwste vriendschap die ik ooit met een buitenlandse leider zou aangaan.’ De gevoelens waren wederzijds. Bij Blair overheerste in die dagen de bewondering voor de kalmte van de president, een man met een missie waar hij niet om gevraagd had, maar die hem had opgezocht.
Vooral Bush is een kei in het oppoetsen van de schaduwzijden van het militaire